Hoewel deeze beruchte persoon geen Nederlander was, kunnen wij, echter, niet nalaaten, hem hier te plaatzen. Over de juistheid onzer keuze, laaten wij den Leezer oordeelen.
Eerst was hij een Christen, daarna een Jood, en eindelijk zonder eenig geloof. Terwijl hij te Amsteldam woonde, werd hij door wraakzucht vervoerd, om eerst zijnen broeder, of, gelijk anderen zeggen, zijnen Neef, en daarna zig zelven van ‘t leeven te berooven. Op deezen, terwijl hij voorbij zijn huis ging, loste hij een Pistool. Doch het Geweer weigerende, en hij zig ontdekt ziende, sloot hij verbaasd de deur, en benam met een ander Pistool zig zelven het leeven. In zijne wooning vond men een Latijnsch geschrift, waarin hij de gevallen van zijn leven en wederwaardigheden beknopt had opgesteld.
„Hij was, (schrijft hij in ‘t zelve) te Porto, in Portugal, omtrent het einde van de 16de Eeuw, gebooren uit Edele Ouders, wel Jooden van afkomst, maar tot den Christen Godsdienst gedwongen. Zijn Vader, naar zijn beste geweten, een goed Christen zijnde, voedde hem geregeld op, en hij Acosta was Eerbaar, Edelmoedig en als Jongeling medelijdende, en tevens zorgvuldig in den Roomschen Godsdienst onderweezen; Studeerende verder in de Rechtsgeleerdheid. Zeer beangst voor de verdoemenis zijnde, las hij vlijtig het Euangelium en de Boeken der Misse; dan hoe meer hij las, hoe vreesagtiger hij werd. Onmogelijk scheen het hem, op de gedane biegten vergeving te krijgen; en dus wanhoopte hij aan zijne Zaligheid.”
„Tweeëntwintig Jaaren oud zijnde, begon hij te twijffelen aan een Leven na dit Leven: want zijne bedorvene reden gaf hem dit in. Op zijn 25de Jaar kreeg hij eene Kerklijke bediening. Doch de Roomsche Godsdienst gaf hem in ‘t geheel geen genoegen; en Mozes en de Propheten leezende, vond hij daar zaken in, die, volgens zijn oordeel, ‘t Euangelium tegenspraken. Om dat zo wel de Christenen als de Joden aan het Oude Verbond geloofden, besloot hij hierom, voortaan Mozes te geloven, dat is, een Jood te worden. Zijne bediening, daarop, aan een ander overgedaan hebbende, is hij, met groot gevaar, met zijne Moeder, Broeders, enz. die hij reeds in ‘t Jodendom onderwezen had, scheep gegaan, en te Amsteldam gekomen.”