Hoe vreemd het ook mag klinken : sponzen zijn skeletten. Het zijn de overgebleven geraamten van in het water levende sponsdieren.
Sponsdieren staan in de rangorde van het dierenrijk op een lage plaats. Hun lichaamsbouw vertoont weinig organisatie. Sponsdieren blijven praktisch hun gehele leven lang op dezelfde plaats. Het is dan ook niet vreemd dat de mens lange tijd nodig heeft gehad om te ontdekken, dat hij niet met planten te maken had maar met echte dieren Er zijn honderden soorten sponsdieren. Ze komen voor in alle mogelijke kleuren, vormen en afmetingen. Hun skeletten zijn niet altijd zoals de sponzen, die we in de winkel kunnen kopen. Sommige soorten hebben glasachtige geraamten; andere hebben skeletten van kalk.
Hoe eenvoudig van bouw ze ook zijn: sponsdieren hebben zuurstof en voedsel nodig om in leven te blijven. Hun lichamen zijn daarom overdekt met kleine gaatjes. Door die gaatjes stroomt het water naar binnen - en mét het water de zuurstof die er in is opgelost en de uiterst kleine planten en dieren die er in leven. Op die manier krijgt het sponsdier alle zuurstof en alle voedsel die het nodig heeft. De meeste sponzen ontstaan uit eieren. Als een sponsdierei uitkomt, zwemt het larfje met behulp van trilharen eerst een tijdje vrij rond.
Pas als het wat ouder is geworden, vestigt het zich op een schelp of op een rotsblok om daar dan een leven lang niet meer vandaan te komen. Niet alle nieuwe sponsdieren echter ontstaan uit eieren.
Een nieuw sponsdier kan ook ontstaan uit een stuk van het oude dier, dat afbreekt of om een of andere reden wordt losgescheurd. Elk los stuk groeit uit tot een nieuw en volledig sponsdier. Sponsvissers snijden wel eens sponsdieren aan stukken en ‘planten’ ze uit op de zeebodem.
Er zijn ook sponsdiersoorten die in zoet water leven. De meeste soorten echter kunnen alleen in leven blijven in de warme wateren van tropische zeeën.