Voor 1914 was er slechts één manier om van de Atlantische Oceaan naar de Grote Oceaan te komen: de lange en lang niet ongevaarlijke weg om de zuidpunt van Zuid-Amerika. In 1914 werd die omweg afgesneden door de aanleg van het Panamakanaal.
Dit kanaal doorsnijdt de landengte van Panama; de smalle strook grond, die Noord-Amerika verbindt met Zuid-Amerika.Het idee om zo’n kanaal te graven, bestond al heel lang. Aan de verwezenlijking ervan werd in 1880 zelfs begonnen door de Fransman Ferdinand de Lesseps, die eerder al het Suezkanaal had aangelegd. De Lesseps werkte zeven jaar aan de voorbereidingen van zijn Panamaplan, stak er miljoenen guldens in, maar slaagde er niet in het werk uit te voeren. Een van de grootste moeilijkheden, waarmee hij te kampen had, was de gele koorts, die een groot deel van zijn arbeiders van het leven beroofde.
In 1904 nam de regering van de Verenigde Staten het oude plan opnieuw ter hand. De wetenschap had inmiddels ontdekt, dat gele koorts verspreid werd door muggen. De werkzaamheden aan het Panamakanaal werden dan ook voorafgegaan door een omvangrijke vernietigingsoorlog tegen deze insekten, geleid door de medicus dr. William Gorgas. Hoewel de Amerikaanse ingenieurs besloten het kanaal niet tot op zeeniveau uit te graven, stonden ze desondanks voor de taak 200.000.000 ton aarde en rots weg te graven of op te blazen. Bovendien werden ze gehinderd door voortdurende aardverschuivingen en een keer zelfs door een aardbeving; door al deze rampen moesten ze een groot gedeelte van het werk over doen.
Op 10 oktober 1913 was het kanaal echter gereed en op 15 augustus 1914 verleende het doorgang aan het eerste schip. Omdat het kanaal niet op zeeniveau ligt, bezit het verscheidene sluizen, waarlangs de schepen naar een hoogste punt ‘klimmen’ om vervolgens weer naar zee af te dalen.