(geb. 1893) De leider van de Chinese communistische partij, Mao Tse Toeng, verliet al op jeugdige leeftijd de boerderij van zijn vader en slaagde erin zichzelf zoveel ontwikkeling bij te brengen, dat hij in 1918 een baantje kreeg in de universiteitsbibliotheek van Peking. Onder invloed van enkele professoren, die de hand hadden in de oprichting van de Chinese communistische partij, bekeerde Mao zich tot het communisme.
In de partij steeg zijn ster snel en in 1925 begon hij de Chinese boeren te organiseren en aan te zetten tot opstanden tegen de wettige regering van die tijd. Die opstanden werden echter onderdrukt en in 1927 vluchtte Mao met enkele getrouwen de bergen in. Daar verzamelde hij een klein legertje om zich heen. De Chinese communistenleider, die op het ogenblik min of meer in onmin leeft met de Russische communisten, kreeg reeds in die tijd ruzie met zijn Russische adviseurs. Overigens had hij toen het gelijk aan zijn kant; als gevolg van de verkeerde adviezen van de Russen immers werd zijn kleine legertje in 1934 onder de voet gelopen door de regeringstroepen. Mao trok toen met de resterende rebellen naar de bergen in het noordwesten van het land: een barre reis, die sindsdien bekend is gebleven als de ‘Lange Mars’ en tijdens welke tocht Mao erin slaagde voorgoed de macht in de partij te veroveren.Tijdens de oorlog verzoenden de communisten zich met de groep van Tsjang Kai Tsjek om gezamenlijk de strijd aan te binden tegen de Japanse invallers. Na de oorlog brak de burgerstrijd in China echter opnieuw uit en ditmaal behaalden de communisten de overwinning. Mao en de zijnen vestigden de Chinese Volksrepubliek (Rood-China) en Mao Tse Toeng werd behalve partijleider ook een zeer belangrijk man in de regering van de nieuwe staat. In 1959 trad hij uit de regering; hij bleef echter leider van de communistische partij.