Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

JOSIA

betekenis & definitie

waarsch. „Jahwe schraagt”. De meest bekende drager van deze naam was de zoon en opvolger van koning Amon van Juda.

J. regeerde 639—608 v. C. Hij was de laatste vrome koning uit het huis van David vóór de Babylonische ballingschap. Zie over hem 2 Kon. 22 : 1—23 : 30; 2 Kron. 34 : 1—35 : 27. Zijn moeder heette Jedida en was een dochter van Adaja uit Bozkath. J. was 8 jaar oud, toen hij koning werd. De Assyrische macht was aan het tanen en daardoor had hij politiek meer bewegingsvrijheid dan zijn voorgangers Manasse en Amon. Maar het zou toch onjuist zijn, daaraan zijn belangstelling voor de tempel en de dienst des Heren toe te schrijven. 2 Kron. 34 : 3 staat, dat hij in het 8e jaar zijner regering, toen hij nog jong was, begon de God van zijn vader David te zoeken en dat hij in het 12e jaar begon Juda en Jeruzalem van de hoogten, de gewijde palen, de gesneden en de gegoten beelden te reinigen. J. strekte zijn reformatorisch werk ook uit over het vroegere gebied der 10 stammen. Ook het altaar te Bethel haalde hij omver en vervulde de daartegen uitgesproken profetie van de man Gods uit Juda, 1 Kon. 13 : 2. — Een gedetailleerd overzicht van de ingrijpende maatregelen van J. vindt men 2 Kon. 23 : 1—25; 2 Kron. 24 : 1—7. Voor zeer krasse maatregelen, tot zelfs het slachten van al de priesters der afgodshoogten in de steden van Samaria en het verbranden van hun beenderen op hun altaren, 2 Kon. 23 : 20, deinsde hij niet terug. En zijn ijver werd ten zeerste aangevuurd door het vinden van het wetboek in de tempel door de hogepriester Hilkia in het 18e jaar van zijn regering, 2 Kon. 22 : 8—20; 2 Kron. 34 : 8—28. Wat dit wetboek geweest is, òf de gehele Pentateuch òf slechts Deuteronomium, daarover is men het niet eens. De mening, dat het pas vervaardigd zou zijn door de profetische of door de priesterlijke partij, vindt in de Schrift geen steun. Het vinden van dit wetboek speelt sinds de vorige eeuw een belangrijke rol in de Pentateuchcritiek. Het is niet onmogelijk, dat wij onder dit wetboek de gehele Pentateuch zullen moeten verstaan. In elk geval maakte het op de koning de diepste indruk en zond hij een gezantschap tot de profetes Hulda, die voorspelde, dat de in het wetboek beschreven rampspoed niet uit zou blijven, doch dat de koning met vrede in zijn graf zou bijgezet worden en al de rampspoed niet zou zien. J. riep de oudsten van Juda en Jeruzalem bijeen en las hun de woorden van het gevonden wetboek en sloot een verbond, om de Here te dienen. Ook vierde hij te Jeruzalem het Pascha. Zulk een Pascha was in Israël niet gevierd sinds de dagen der richters en der koningen, zie 2 Kon. 23 : 22; 2 Kron. 35 : 18. Niettegenstaande dit alles keerde de Here zich niet af van de gloed van Zijn grote toorn tegen Juda over al de krenkingen, waardoor Manasse Hem gekrenkt had, 2 Kon. 23 : 26. Ook zien wij uit het boek Jeremia, dat het volk zich niet van harte bekeerd had. Wat J. bewogen heeft om Farao Necho tegemoet te trekken, toen deze optrok tot hulp van de koning van Assur? Wij weten het niet. Niet onwaarschijnlijk is het, dat hij het vroegere gebied van de 10 stammen wilde hebben, om het bij zijn land te kunnen voegen en zo de eenheid van grondgebied van de tijd van David en Salomo te herstellen. Wellicht wilde hij een goede indruk maken op Nabopolassar van Babel, daar hij in hem de toekomstige machthebber in Palestina zal hebben gezien. Hoe het ook zij, J. sneuvelde in de strijd tegen Necho bij Megiddo. Zie over de tocht van Necho Assyriërs, Babylonië, Egypte. J.’s lijk werd door zijn dienaren op de tweede wagen, die hij had, naar Jeruzalem gebracht. Geheel Juda en Jeruzalem bedreven rouw over hem. Jeremia maakte een klaaglied over hem, 2 Kon. 23 : 28—30; 2 Kron. 35 : 20—27. Hij werd opgevolgd door Joahaz. Zie Joahaz, Jojakim.

< >