„zoon der vertroosting” of „der vermaning”, Hand. 4 : 36, de bijnaam van Jozef, een Leviet uit Cyprus en de naam waarmee hij in het N.T. steeds wordt genoemd. B. kwam vroeg tot het Christendom en heeft een eervolle plaats ingenomen in de gemeente te Jeruzalem.
Hij verkocht een akker ten bate van de armen, Hand. 4 : 37. Hij was het, die Saulus tot de discipelen leidde, Hand. 9 : 27. Hij werd door de kerk te Jeruzalem afgevaardigd om de nieuw ontstane gemeente te Antiochië te bezoeken, Hand. 11 : 22. Daarna ging B. Saulus van Tarsen halen om de kerk te Antiochië te dienen, Hand. 11 : 25. Met Saulus bracht hij de te Antiochië gehouden collecte naar Jeruzalem, Hand. 11 : 30. Volgens Hand. 13 : 2 was B., die aanvankelijk steeds vóór Saulus wordt genoemd, met deze afgevaardigd tot de zendingsreis, zij bezoeken Cyprus en een deel van ’t tegenwoordige Klein-Azië.Te Lystra wordt B. als Zeus, en Paulus als Hermes geëerd, Hand. 14 : 12. Later worden beiden door de kerk van Antiochië afgevaardigd naar de synode der apostelen, Hand. 15 : 2, ook brachten zij de genomen besluiten over aan de kerken. Toen Paulus de 2e zendingsreis beginnen zou, kregen B. en hij verschil van mening over de vraag, of Johannes Marcus, de neef van B. mee zou gaan. B. en Marcus togen toen naar Cyprus, Hand. 15 : 39, d. i. B. begon een eigen zendingswerk. Later blijkt, dat de persoonlijke verhouding tussen Paulus en B. goed gebleven of weer geworden was, 1 Cor. 9 : 6; Gal. 2 : 1, 9, 13; Col. 4 : 10. Ook met Marcus kwam de zaak weer in orde, 2 Tim. 4 : 11.