De kruisiging van Christus behoort niet tot de Dodekaorton ofwel Rij van de Twaalf Feesten van de orthodoxe kerk. Het orthodoxe geloof stelt per definitie vreugde en verlossing centraal en niet het Lijden van Christus.
De kruisiging wordt wel afgebeeld, bijvoorbeeld als bekroning van de iconostase, maar dan vooral als voorwaarde voor die verlossing, die met Pasen plaatsvindt. Vaak is Christus, als hij is afgebeeld aan het kruis, niet de gebroken en ontredderde figuur die in de westerse iconografie gangbaar is. In de orthodoxe traditie wordt in de uitbeelding van de Kruisiging meestal een onderscheid gemaakt tussen de menselijke Christus en de goddelijke Christus. De goddelijke Christus is onoverwinbaar en eeuwig. Hij blijft ongeschonden. Slechts het menselijke in Hem kan lijden en sterven. De Kruisiging is dan ook geen ‘feest’, maar een voorwaarde om na het lijden de Verlossing des te uitbundiger te kunnen vieren. Blijdschap en hoop klinkt door in de iconografie van de Kruisiging, bijvoorbeeld in de vorm van een boom die naast het kruis groeit, symbool voor het nieuwe leven.
In de vroegchristelijke periode (voor de vijfde eeuw) zien we vrijwel geen gekruisigde Christus. Blijkbaar was er een taboe op het afbeelden van Christus aan het kruis. Daar zijn een aantal redenen voor:
- Kruisiging was een schandelijke manier van terechtstellen, vooral gebruikt voor slaven;
- Er zijn geen voorbeelden van kruisigingen in de laat-antieke kunst, daardoor is er pas laat een eigen iconografie voor ontwikkeld.
In 1835 werd er een spotprent ontdekt, voorstellende een gekruisigde man met ezelskop uit ca 200, gevonden op de Palatijn in Rome, (Museo Kircher, Rome). Deze uitzonderlijk graffito is naar men aanneemt een spotprent op de gekruisigde Christus. Het bijschrift luidt: ‘Alexamenos aanbidt zijn god’.