Algemeene wet - de wet van 26 Augustus 1822 (St.bl. No. 38), in werking getreden 1 Januari 1823 bevat de bepalingen omtrent den in-, uit- en doorvoer van goederen. Toen het vervoer zich, met de invoering van stoom als beweegkracht, vermeerderde, werd van deze wet dikwijls afgeweken en ontstond de wet van 20 April 1870 (S.bl. 61), houdende wijziging en aanvulling der wetten omtrent de heffing en verzekering der invoerrechten en accijnzen.
Zij geeft de bevoegdheid, afwijkingen toe te staan van de voorschriften der belastingwetten, omtrent de formaliteiten, in acht te nemen bij den invoer, uitvoer, doorvoer of het vervoer van goederen, indien dit in het belang van handel, nijverheid of scheepvaart wenschelijk blijkt. Deze afwijkingen strekken zich echter niet uit tot het bedrag en den grondslag van het invoerrecht of den accijns. Op deze wet is gebaseerd het Koninklijk Besluit van 26 Maart 1872 (St.bl. 19), aangevuld bij dat van 12 Maart 1876 (St.bl. 53).
