Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

derde bal, dubbele bal

betekenis & definitie

Abces (steenpuist) of zwelling aan het zitvlak; zo groot als een tafeltennisbal. Vgl. furonkel.

Later, in de perszaal, hoor ik van een Franse collega dat er een gerucht circuleert dat Lemond last zou hebben van een zogenaamde dubbele bal, een wel meer bij wielrenners voorkomende blessure. Fignon bijvoorbeeld zou eraan geleden hebben tijdens zijn afsluitende tijdrit van verleden jaar. Een dubbele bal? Ja, zo heet dat en renners of oudrenners kunnen je heel mooi uitleggen wat dat is. Door het schuiven over het zadel ontstaat er een blessure achter ‘s mans edele delen zodat het lijkt dat er een derde kloot aan het lichaam is gegroeid. (Mart Smeets: Stoempen, snot en sterven. 1991)

Raboploegleider Erik Dekker noemt het ‘een beroepsziekte’. Hij reed zelf de Ronde van Nederland in 2000 met een ‘derde bal’. Een zwelling ter grootte van een ei onder de balzak. Hij verzweeg het voor de concurrentie en won. ‘Ik had vier dagen zó’n pijn. Maar ik had geen keuze.’ (Trouw, xo/07/2007)