Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

autobus

betekenis & definitie

(in het Franse argot ook wel: omnibus), benaming voor de niet-klimmers die zich groeperen tijdens een bergrit om zo binnen de tijdslimiet aan te komen; samenklontering van zgn. drollecoureurs, krabbers, pannekoeken en patattencoureurs tijdens bergritten. Ze rijden in hun eigen tempo en hun doel is om samen vóór het sluiten van de tijdcontrole binnen te zijn. Door hun grote aantal kunnen ze niet uit de wedstrijd gezet worden, mocht de tijdslimiet overschreden zijn. De autobus, ook wel afgekort tot bus, wordt meestal geleid door een rot in het vak. Deze geeft het tempo aan waarmee men op tijd kan arriveren. Hij wordt dan ook de buschauffeur genoemd. Frans: prendre le dernier métro: in de ‘autobus’ gaan zitten.

Worden de moeilijkheden echter tè groot, zodat zelfs de tijdcontrole nauwelijks haalbaar is, dan formeren al die achterblijvers een groep, ‘autobus’ geheten. Dit gebeurt om twee redenen: ten eerste omdat het rijden in een ‘pelotonnetje’ wat gemakkelijker is dan de hoge bergreuzen in je eentje te moeten beklimmen. Ten tweede hopen zij, als de tijdcontrole niet gehaald mocht worden, door hun grote aantal niet van de wedstrijd te worden uitgesloten. (Wil Smulders: De pees erover. 1989)