Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

gaan

betekenis & definitie

^verouderd taalgebruik voor: in conditie zijn.

In Juli - wij schrijven nu 1923 - komt hij naar Holland. ‘Ga je?’ vragen wij hem in rennersjargon.Want renners spreken altijd van ‘gaan’. Als ze ‘gaan’, zijn ze in conditie... zijn ze snel. Als ze niet gaan... staan ze stil. Want hun jargon geeft veelal wilde overdrijving en uitersten. Als ’n renner met ’n goeie lengte verliest, zegt hij: °k ging ook niet, ’k stond gewoonweg stil’. (Joris van den Bergh: Te midden der kampioenen. 1942)

^demarreren. ‘Nog x kilometers te gaan’: nog x kilometers tot aan de finish.

In Digne-Briançon op de Izouard ging hij. (Achiel Van Den Broeck: De geschiedenis van de Ronde van Frankrijk. 1949)

Met pijn in de benen ben ik opnieuw gegaan en toen blokkeerde Maassen. (Noël Truyers: Pedaalridders. 1992)