Gepubliceerd op 26-09-2017

Welsprekendheid in Griekenland

betekenis & definitie

Welsprekendheid in Griekenland - De theoretische welsprekendheid en de redevoering als woordkunst zijn betrekkelijk laat tot ontwikkeling en bloei gekomen. De theoretische redekunst schijnt ontstaan en in regels gecodificeerd te zijn geweest in de tweede helft van de 5e eeuw v.C. in Sicilië door Korax en Teisias, en door hun leerling, de sofist Gorgias, in 427 v.C. voor het eerst in Athene te zijn ontwikkeld. Vanzelfsprekend werd aan welsprekendheid gedaan vanaf de vroegste tijden, waarin de Griekse gemeenschap zich vormde. Bij verschillende gelegenheden spraken de koningen of politieke leiders hun volk toe. Sporen daarvan liggen verspreid over de oude epen van de Grieken. Het kon niet anders of de grote staatslieden moesten door het gesproken woord beslissingen afdwingen of rechtvaardigen en ze hadden slechts succes indien zij bekwame redenaars waren. Dit is het geval geweest met Solon, Peisistratos, Themistokles, Perikles, Kleon e.a. Het waren echte volksredenaars. Ook nadat aan het einde van de 5e eeuw v.C. het de gewoonte was de uitgesproken redevoeringen te publiceren, werd er nog veel geïmproviseerd en gedebatteerd zonder dat het hierna tot publikatie kwam. Anderzijds zijn er ook voortreffelijke redenaars geweest, van wier redevoeringen geen spoor meer is overgebleven, ook al zijn ze als politiek pamflet verspreid geweest.

De welsprekendheid is op een heel bijzondere wijze tot bloei gekomen in de Griekse wereld, en vooral in Athene. Dit is aan vele factoren toe te schrijven. De zuidelijke volkeren, dus ook de Grieken en onder hen vooral de Ioniërs, zijn van nature welbespraakt en kunnen luisteren naar de ritmische periodenbouw en de fraaie woordenschat van een met kunstvaardigheid gebrachte redevoering. Nadat de democratie was ingevoerd en de politiek in hoofdzaak in volksvergaderingen werd gevoerd, kwamen zeer vele burgers aan het woord om hun mening over de staatsaangelegenheden te geven. De organisatie van het rechtswezen en de rechtsbedeling werden zo opgevat dat, bij ontstentenis van eigenlijke advocaten, aanklagers en beklaagden zelf het woord moesten nemen, ook al werd hun aanklacht of verdediging door een specialist (zie Logograaf) opgesteld. Voor Athene was het opvallend hoe talrijk de dagelijkse processen waren, gevoerd voor de verschillende rechtbanken van de Heliaia. Daarbij werd herhaaldelijk het woord gevoerd ter gelegenheid van de Panatheense spelen en Panhelleense feesten, herdenkingsplechtigheden e.a., een taak die aan officiële sprekers werd opgedragen.

Die vloed van welsprekendheid onderging de invloed van de theoretische werken, vooral van de sofisten. Gorgias stelde niet alleen de eisen van de stilistiek te boek, doch gaf ook modelredevoeringen uit, waarin de schoonheid van het woord, het ritme en de overtuigingskracht volle aandacht kregen. De indeling van de welsprekendheid in drie genres gaat op hem terug: de politieke, de juridische en de academische welsprekendheid, die hij respectievelijk noemde: genos dèmègorikon of sumbouleutikon, de genos dikanikon en de genos panègurïkon of epideiktikon. Volgens deze indeling hebben Griekse grammatici uit Pergamon aan het einde van de 2e eeuw v.C. een canon van de belangrijkste redenaars uit Attika opgesteld, nl. als vertegenwoordigers van de juridische redekunst Antifoon, Andokides, Lusias en Isaios, als vertegenwoordiger van de academische Isokrates, en als vertegenwoordiger van de politieke Demosthenes, Aischines, Lykourgos, Deinarchos en Hypereides.

Het is niet altijd mogelijk een strenge lijn tussen deze genres te trekken en hun beste vertegenwoordigers kunnen ook in andere uitgeblonken hebben. Trouwens, het is mogelijk de redenaars uit de 5e en 4e eeuw volgens andere maatstaven te klasseren en wel bepaald naar hun persoonlijke opvattingen over de middelen tot overreding. Zo was Antifoon de mening toegedaan dat hij door strenge logica, door logische bewijsvoering alleen moest overtuigen; Isokrates en de sofist Thrasymachos zochten het in de bekoorlijkheid van de taal; Lusias trachtte een toestand van sympathie te wekken, aan ethische welsprekendheid te doen, te overtuigen door oprechtheid; Demosthenes, Aischines en ook Thrasymachos wilden door dramatische effecten en pathos, door het formuleren van hevige reacties de gewenste invloed uitoefenen.

In de 4e eeuw v.C. is Plato herhaaldelijk van leer getrokken tegen de eenzijdige ontwikkeling van de technische vaardigheid in de redekunst, want hij verlangde dat de redevoering ook waarheid bevatte, dus dat de redenaar filosofisch geschoold zou zijn. Isokrates, die in 393 v.C. in Athene een retorenschool heeft gesticht nog vóór de Academia van Plato, en hierin zulke degelijke lessen gaf dat hij gerust beschouwd mag worden als de knapste leraar in Athene, hield zich aan het formeel-uiterlijke in het onderricht. Aristoteles schreef een driedelig boek over de redekunst, Technè rhètorikè, waardoor hij aantoonde dat de redekunst een onderdeel van de filosofische opleiding moest zijn, doch de filosofie geen verplicht vak voor de redenaar. Een van zijn opvolgers, Theophrastos, behandelde ook de stijlleer en rangschikte de stijl in de verheven, de midden- en de sobere stijl.

In de daaropvolgende eeuwen werden Pergamon en Rhodos de belangrijkste centra voor studie en praktijk van de welsprekendheid. In de 1e eeuw v.C. was Molon van Alabanda op Rhodos de invloedrijkste leraar in de welsprekendheid. Vooraanstaande Romeinen, die zich in de welsprekendheid wilden vervolmaken, zochten hem daar trouwens op.

De welsprekendheid was intussen een onderdeel van de opvoeding geworden. Hieraan hadden vooral de sofisten veel bijgedragen. Door praktische en theoretische welsprekendheid moest de jeugd tot de beste staatsburgers opgevoed worden. Daarom werd de leer van de redekunst in eenvoudige regels samengevat en toegepast op allerlei spitsvondig uitgedachte themata. De veralgemening van deze vormelijke, geïndoctrineerde doch alle levendige ervaring ontberende welsprekendheid heeft een zeer nadelige invloed gehad op de ontwikkeling van de Griekse literatuur, zowel in proza als in poëzie. Het grote publiek had smaak gekregen in kunststukjes en handigheidjes, die nu overal werden gewaardeerd. Vanaf de 4e eeuw v.C. verwaterden hierdoor de Griekse literaire prestaties, die hun directheid en natuurlijkheid verloren. De auteurs hielden zich aan een retorische modestijl, en slechts weinigen hadden de moed hun zelfstandigheid en persoonlijkheid ter zake te beklemtonen. Van dezen is Polybios een lovenswaardig voorbeeld. In de scholen werd een strijd geleverd tussen de aanhangers van het atticisme en het asianisme.