Gepubliceerd op 26-09-2017

Veneti

betekenis & definitie

Veneti - Stam met een onduidelijke oorsprong, die in de 10e eeuw v.C. over de Alpen het huidige Venezia (Venetië) binnendrong. De oude geschiedschrijvers meenden dat zij van Illyrische oorsprong waren, een stelling die nu nog door velen, ook taalkundigen, wordt verdedigd. Het volk van de Veneti was in de oudheid beroemd om de hoge kwaliteit van hun paarden. De ruiterij van de Veneti vormde een geducht wapen. Aan hun godin Reitia offerden zij afbeeldingen van paarden. Zij waren de dragers van de twee eerste fasen van de Noorditaliaanse Estecultuur. Hun beschaving bereikte een hoogtepunt in de 4e eeuw v.C. Zij plachten hun doden te verbranden.

In de loop van het le millennium v.C. waren zij een zeevarend en handeldrijvend volk. Altijd zijn zij een trouwe bondgenoot van Rome geweest. Zo leverden zij 20.000 man na de Eerste Punische Oorlog, toen Rome het Pogebied begon te onderwerpen. Langzamerhand werden zij door de Romeinen geassimileerd. Hun grootste steden waren Ateste, Concordia, Pola, Tergeste en Patavium. De Venetische taal is bekend uit een tweehonderd opschriften uit Este, Patavium en het Piavedal, en naamkundige studiën tonen aan dat er invloed geweest moet zijn tot in Liguria en Latium. Vroeger werd deze taal beschouwd als een dialect van het Illyrisch, doch nu beschouwt men het meer als een aparte tak van de grote Indo-europese taalgroep, met speciale verwantschap met het Latijn en met het Illyrisch. Verder zijn er gemeenschappelijke eigenaardigheden met het Germaans en het Keltisch. De oudste inscripties zijn gesteld in een Etruskisch alfabet, terwijl de jongere gesteld zijn in het Latijnse.