Gepubliceerd op 19-09-2017

Latijn

betekenis & definitie

Latijn - Oorspronkelijk het dialect van Rome aan de linkeroever van de Tiber. De oudste Latijnse teksten dateren van de 6e eeuw v.C., doch deze teksten zijn vrij onbelangrijk. Een literatuur bestaat er pas sedert de 3e eeuw v.C. Deze taal is door politieke omstandigheden niet alleen de belangrijkste van Italië geworden (en verdreef zo het Etruskisch en de overige Italische dialecten), doch van het hele Middellandse-Zeebekken.

Toch heeft zij nooit het Grieks kunnen verdrijven in het oostelijke deel en kwam zelfs in het gedrang in het westelijke deel, toen de hogere standen in de 1e eeuw v.C. graag Grieks spraken. Maar bij de splitsing van het gebied in een Westen Oostromeins rijk werd het Latijn de enige belangrijke taal van het Westen en het Grieks van het Oosten. In de loop van de geschiedenis werd het Latijn in Noord-Afrika verdreven door de Arabische talen. In Europa hebben het Baskisch en het Albaans steeds aan het Latijn weerstand geboden. Later gebruikten de Germanen ook hun dialecten i.p.v. het Latijn, hoewel zij vele Latijnse elementen overnamen en ofschoon het Latijn de schrijf- en cultuurtaal bij uitstek bleef. In het zuidelijke deel van Europa bleef het Latijn voortleven in de vorm van de Romaanse talen. Het Latijn, verspreid door soldaten, kolonisten, handelaars, magistraten en vooral ook door de Kerk, ‘vermengde’ zich met de inheemse talen (vooral Keltische dialecten). De Romaanse talen konden zich vrij gemakkelijk ontwikkelen sedert het ineenstorten van het Romeinse Rijk, en deze evolutie liep hand in hand met het ontstaan van de politieke nationale eenheden. Op die manier ontstonden: het Italiaans, Spaans, Portugees, Frans, Provençaals, Catalaans, Retoromaans, Roemeens en het Sardisch.

Al deze Romaanse talen zijn eigenlijk ontstaan uit het Volkslatijn, dat fonetisch en lexicaal enkele afwijkingen vertoonde t.o.v. het literaire Latijn. Wij kennen het Volkslatijn, d.w.z. het gesproken Latijn, uit enkele literaire werken, die zeer volks getint zijn, zoals in de werken van Plautus, Petronius, Cicero (Brieven), de oudste Latijnse bijbelvertalingen, en ook uit werken van grammatici, uit glossen (verklarende nota’s bij moeilijke passages), uit inscripties (b.v. op de muren in Pompeii) enz.

Tenslotte zij opgemerkt dat men soms het Latijn zeer dicht bij het Grieks stelt. Nochtans zijn er geen echte bijzondere verwante punten, meer dan met andere groepen. Bepaalde gelijkenissen zijn gevolgen van het feit dat het Grieks, als cultuurtaal, een sterke invloed deed gelden op het Latijn, b.v. op syntactisch gebied.