Handel in Athene - In de preklassieke periode was de handelsbedrijvigheid afgestemd op ruilhandel en deze lag bijna uitsluitend in handen van de Feniciërs. De ontwikkeling van de internationale handel kende een niet te schatten uitbreiding, toen in de 8e en 7e eeuw v.C. het slaan van munten gebruikelijk werd. De verkoop van goedkope handelswaren als graan, olie, produkten van de pottenbakkerskunst en ijzerwaren werd gemakkelijker en dus meer renderend dan met ruilhandel. Hierdoor ging de Fenicische suprematie langzamerhand verloren en nieuwe handelscentra werden opgericht, o.a. te Athene, Korinthos, Aegina en de havens van de Zwarte Zee, die van de kusten van Klein-Azië en Magna Graecia.
In deze handelscentra ontwikkelden zich bijzondere beroepen in verband met de handel, vooral in de 7e en 6e eeuw. Ze werden uitgeoefend door vrije en onafhankelijke burgers, vaak zonder een groot bedrijfskapitaal. De praktijk zelf bracht hen ertoe het vervoer over zee te laten gebeuren, dit ging het vlugst en het veiligst. De landwegen verkeerden in slechte staat; de trekdieren, ossen en muilezels, waren traag en de mogelijkheden van vervoer waren beperkt. Dus had de handel over zee tot gevolg dat er zich overal naukleroi vestigden. Dit waren de groothandelaars of importeurs, reders, die hun eigen schepen naar de produktiecentra stuurden. De emporoi waren de groothandelaars, die voor het vervoer van grote hoeveelheden handelswaar schepen van anderen huurden. De kapeloi waren vrijwel kleine of lokale handelaars, in ‘t groot en in ’t klein, die doorgaans toch hun handelswaar van de producenten kochten en hun handel tot een kleiner district beperkten.
Nadat de lading in massa was aangevoerd in de havens, verkochten de emporoi en de naukleroi hun koopwaar aan de plaatselijke groothandelaars, de palinkapeloi, die ze weer met winst aan de kleinhandelaars doorverkochten. Dit waren de metaboleis.
In de 5e eeuw v.C. werd Athene een van de voornaamste handelscentra in de Griekse wereld. De organisatie van het handelsleven en -praktijken werd in de overige centra nagevolgd. Voor deze intense bedrijvigheid zijn twee belangrijke oorzaken aan te stippen: de vastheid van de Atheense munt, die overal in het gebied van de Middellandse Zee als waarde werd aanvaard, en de uitbouw van de Piraeushaven voor de grote handelsvloot. De handelslui specialiseerden zich daarbij in de verschillende takken van het handelsleven en in de verhandeling van bepaalde koopwaar. De kapeloi specialiseerden zich in bepaalde produkten, de emporoi beperkten zich tot de handel te land, in de Atheense haven van de Piraeus en in andere havens, die aan Athene toebehoorden of onder zijn toezicht stonden, werden handelsbeurzen gebouwd (deigmata). Er ontstonden handelsverenigingen om de prijzen te doen stijgen. Bankiers en verzekeringsagenten vergemakkelijkten de handelstransacties, die van Athene de rijkste handelmetropool maakten en zakenlui uit den vreemde aantrokken. Zie Bankwezen.