Financieel beheer in Rome - In tegenstelling met Athene was het financieel beheer in de Romeinse Republiek wel gecentraliseerd. Alle inkomsten kwamen in de schatkist terecht, nl. het Aerarium. Deze was ondergebracht in de tempel van Saturnus, tussen het Forum en het Capitool, zodat de staatskas genoemd werd: aerarium Saturni (of Populi). Ze stond onder het beheer van de quaestores.
De senaat alleen had het recht over de fondsen te beschikken en stelde ze ter hand aan de ambtenaren, die door hun bijzondere functies geroepen waren om staatsgelden te manipuleren. Dit waren de censores, de consules, de aediles en de quaestores. Wanneer het nodig bleek de staatsinkomsten door nieuwe belastingen te verhogen, kon alleen het volk, vergaderd in zijn comitiën, de nieuwe belastingvorm bekrachtigen. Het systeem werkte echter niet zo absoluut dat alle inkomsten naar het aerarium gekanaliseerd werden of alle uitgaven door het aerarium werden gedragen. Er bestonden wel enkele kleinere kassen met eigen beheer, o.a. die van bepaalde tempels, beheerd door het priestercollege of van de pontifices en in de provincies die van de gouverneurs, met ook quaestores als beheerders. Deze kleinere kassen van de tempels beschikten over eigen inkomsten, b.v. de schenkingen van particuliere personen, de giften van priesters bij hun intrede in het college, toegangsgelden enz. De gouverneurs kregen een deel van de belastingopbrengst van hun provincie voor uitgaven van administratieve aard. De eventuele overschotten bij het einde van hun ambtelijke termijn werden dan toch aan de centrale schatkist in Rome afgedragen, zodat ook in dit opzicht van een centralisatie in de staatskas gesproken kan worden.
De verschillende staatsinkomsten, belastingen, taksen, boeten en rechten werden rechtstreeks geïnd door staatsbeambten, tribuni aerarii, of door bemiddeling van staatspachters, publicani. De tribuni aerarii, gekozen uit de tweede vermogensklasse, inden het tributum, de krijgsbelasting, die in Italië geheven werd, telkens als de staat door een oorlog voor belangrijke uitzonderlijke uitgaven was geplaatst.
Het tributum, belasting op bezit, werd afgeschaft voor Italië in 167 v.C. na de verovering van Makedonië. De onrechtstreekse belastingen, die in natura en ook de opbrengsten van de staatsdomeinen en de provincies, werden verpacht aan maatschappijen van publicani, gewoonlijk voor de duur van vijfjaar, omdat de toewijzingen aan de meestbiedenden gebeurde door het ambt van de censores.
Rome kende hetzelfde systeem van verpachting voor bepaalde uitgaven. Maatschappijen van publicani specialiseerden zich in aanbestedingen voor uitvoering van bepaalde openbare werken: bouwen en herstellen van tempels, wegen, bruggen, theaters, aquaducten, openbare gebouwen enz. De publicani traden op als de schakel tussen de staat en de kleine ondernemers.
Onder Augustus en na hem onder de keizers kwam in het financieel beheer van de staat een grondige verandering, niet alleen omdat de gebieden, waaruit gelden werden betrokken, in aantal toenamen of omdat het geldverkeer intenser werd, doch vooral omdat de keizer zich een persoonlijke schatkist toeëigende.
De oude schatkist in de tempel van Saturnus, het aerarium Saturni, bleef als zodanig bestaan tot het einde van de 2e eeuw; de senaat behield hierover het toezicht en regelde de inkomsten en uitgaven van de senatoriale provinciën. Doch reeds onder keizer Nero gingen het toezicht en de bewaring over in handen van twee praefecti aerarii. Het belang van het aerarium Saturni verminderde zienderogen, naarmate aan de senaat steeds meer het beheer van eigen provincies werd onttrokken. Tegen het einde van de 2e eeuw was het aerarium niet méér dan de stadskas van Rome.
Naast het aerarium Saturni richtte Augustus reeds een eigen kas of schatkist op, de fiscus Caesaris, waarmee hij de onkosten van de keizerlijke administratie en kanselarij betaalde. Deze fiscus werd belangrijker in de mate dat het staatsbestuur meer gecentraliseerd werd en de maatregelen van de keizer de oude staatskas uitschakelden. De fiscus Caesaris stond onder rechtstreeks beheer van de procurator Augusti a rationibus.
Naast deze fiscus Caesaris behield Augustus zijn eigen patrimonium of persoonlijk fortuin, onder het beheer van een procurator patrimonii, doch bij zijn opvolgers verdween dat onderscheid van lieverlede en bleef er slechts één fiscus, kroonbezit, over. Eerst met Septimius Severus werd weer een onderscheid gemaakt.
In 6 n.C. heeft Augustus ook een Aerarium militare, een krijgskas, opgericht voor de soldij, het onderhoud en het pensioen van zijn soldaten. Hiervoor stortte hijzelf een beginkapitaal en zorgde daarna voor eigen inkomsten.
Het procédé voor het innen van de belastingen onderging in de Keizertijd eveneens grondige veranderingen.
Nog werd enige tijd de inning aan publicani verpacht, doch de gebiedsomschrijvingen werden duidelijk afgebakend en onder toezicht van keizerlijke ambtenaren, de procuratores Augusti geplaatst. Langzamerhand werden de schakels tussen de staat en de belastingplichtigen verwijderd en aan het einde van de 2e eeuw verpachtte de staat alleen de douanerechten. Staatsbeambten zorgden nu voor rechtstreekse inning van alle andere belastingen en rechten. De basis voor deze fundamentele verandering in het financieel beheer onder Augustus was de uitvoering van een algemene volkstelling met vaststelling van het bezit en de aanleg van een kadaster. In de enkele senatoriële provincies gebeurde dit onder toezicht van de proconsuls, in de keizerlijke provincies meestal door bijzondere legaten, de legati Augusti propraetore ad census accipiendos. Alle gegevens werden in de kanselarij te Rome gecentraliseerd. Na Augustus gebeurde de volkstelling in alle of in bepaalde provincies volgens de noodwendigheden van het ogenblik.