Boethius, Anicius Manlius Severinus - Romeins wetenschapsman, schrijver en filosoof (ca. 480-525 n.C.). Boethius was senator. Aan het hof van Theodoric, de koning van Ostrogoten in Italië (zie Goten), bekleedde hij verschillende ambten; zo was hij magister officiorum, hoofd van de administratie en de publieke diensten. Hij was christen, doch een echte Romein, eerlijk en consequent. Hij schreef over de meest uiteenlopende onderwerpen: over muziek, rekenkunde, euklidische meetkunde (zie Euklides), wijsgerige verhandelingen (De Eenheid en het Ene, Definities, Het Wezen der Goede Dingen enz.), vertaalde een commentaar op de werken van Aristoteles, Plato, Archimedes, Pythagoras, Porphyrios e.a., commentaren op Cicero.
Gehuwd met de dochter van zijn leermeester Symmachus, behoorde Boethius geestelijk tot een kring van Romeinen, die met reserve tegenover de Goten stonden en hen zelfs liever kwijt wilden. Ter gelegenheid van een samenzwering sprong Boethius in de bres voor een vriend, compromitteerde zich en opgehitst door zijn Gotische hovelingen wierp Theodoric zijn vertrouwensman in de kerker in 521 n.C. In 525 werd hij op vreselijke wijze gewurgd.
Vele van zijn werken dienden als schoolboeken in de middeleeuwen. Zijn wijsbegeerte wordt beheerst door het neoplatonische denken (zie Neoplatonisme), dat bij hem toch dicht bij het christendom staat. Zijn ethiek was nochtans meer pythagoreïsch (zie Pythagoras) dan christelijk. Ten onrechte werd hij later vereerd als een katholiek martelaar van het arianisme, door Theodoric beleden.
Zijn mooiste en populairste werk is ongetwijfeld de beroemde De Consolatione Philosophiae (Over de Vertroosting van de Wijsbegeerte), vaak kortweg de Consolatio genoemd. In zijn kerker ziet Boethius plotseling een majestueuze vrouw, die hem toespreekt en kracht wil schenken in de beproeving door hem de waarheid voor ogen te houden. Die vrouw is Philosophia, de verpersoonlijkte wijsbegeerte. De eigenlijke oorzaak van zijn depressie is volgens deze vrouw het feit dat hij het ware einde van de mens vergeten heeft. De Fortuna geeft en neemt, en niemand heeft het recht hierover te klagen. Het ware geluk, dat samenvalt met het Hoogste Goed, bestaat uit voldoening, respect, macht, roem en vreugde; maar deze dingen vindt men niet op aarde. De ogen op de hemel gericht, vindt de gekerkerde vertroosting, rust voor zijn ziel. De grote troostbrenger in dit werkje is eigenlijk Plato. In de Consolado vinden we vele grondprincipes van deze wijsgeer terug, vaak vermengd met elementen, afkomstig van de Stoa.