Gepubliceerd op 06-09-2017

Apollo

betekenis & definitie

Apollo - Een van de belangrijkste goden uit de mythologie. Oorspronkelijk was Apollo de god van de duisternis, verschrikking en dood, de wrekende god, zoon van de nachtgodin Leto (Latone) en Zeus. Waarschijnlijk is hij afkomstig uit Lykië in Klein-Azië; hij werd ook vereerd op Kreta. Roofvogels als havik en gier waren hem toegewijd. Later werd Apollo de god van de plantengroei, de kudden, herders en reizigers, doch deze bescherming ging over op Hermes (Mercurius). Naarmate Apollo in de Griekse wereld en in de mythologische verhalen werd opgenomen, werd zijn gestalte vertekend en vergriekst. Hij werd dan de zoon van Leto en Zeus. Leto moest, door de jaloersheid van Hera (Iuno) achtervolgd, over de aarde rondzwerven tot zij op het eiland Delos Apollo ter wereld bracht samen met zijn tweelingzuster Artemis (Diana).

Apollo was verder beroemd als de Pythiër, de god van de orakelplaats Delphi, waar hij het orakel aan de aardgodin Gaia ontfutselde. Zijn orakelantwoorden maakte hij bekend door de mond van de Pythia (zie Orakels in Griekenland). Deze benaming is afgeleid van de oude naam van Delphi, nl. Pytho, omdat de orakelplaats bewaakt werd door een draak Python. Deze draak werd volgens de legende door Apollo overwonnen en gedood. Ter herdenking hiervan zouden de Pythische spelen ingevoerd zijn geweest. (Een andere etymologie leidt de benaming Pytho af van de Griekse stam: peut-puth, en zou dus betekenen: de plaats van de wetende, de informatieplaats.) Trouwens, reeds in Lykië was Apollo een voor orakels geraadpleegde godheid. Doch in Delphi was Apollo de god van de voorspelling of orakelverklaring, met de profetische gaven die hij aan zijn beschermelingen meedeelde, hetzij de droomverklaarders, de waarzeggers, de profeten. Daarnaast was Apollo de godheid van harmonie en schoonheid, beschermer van spel, zang, muziek, poëzie en dans, leider van de Muzen, uitvinder van de kithara (cither, snaarinstrument). Als de stralende godheid van licht werd hij dikwijls vereenzelvigd met de zonnegod, Helios, waarop zijn epitheton Phoibos (Phoebus) Apollo wijst. Andere bekende epitheta waren: Apollo Delios, naar zijn geboorteplaats op Delos; Apollo Karneios, vooral in de Dorische gebieden waar hij de ramgod Karnos verving. De Karneia was een van de voornaamste godsdienstige feesten van Sparta. Apollo was de godheid met de genezende kracht, de afweerder van kwaad en ziekte, attributen die op zijn zoon Asklepios zijn overgegaan.

In de Griekse wereld waren hem de laurier, de hinde, de ree en de wolf toegewijd. Grote kunstenaars en beeldhouwers als Skopas van Paros en Praxiteles (4e eeuw v.C.) stelden Apollo voor als de flinkgebouwde jongeling, incarnatie van de ‘apollinische’ schoonheid, de Muzenleider (o.a. door Skopas en Praxiteles), de citherspeler (door Agorakritos van Paros), de hagedisdoder (door Praxiteles).

Nawerking: De verminkte Apollo, roman door Simon Vestdijk, Rotterdam 1952; Apoll und Hyazinth (1949), improvisatie voor clavecimbel, altstem en acht solo-instrumenten door de Duitse componist Hans Werner Henze (1926); Lamento d’Apollo (1620), vocaal werk door de Italiaanse componist Claudio Monteverdi (1567-1643); Apollon Musagète (1927-1928), ballet door de Amerikaans-Russische componist Igor Strawinsky (1882-1971).