Gepubliceerd op 06-09-2017

Aphrodite

betekenis & definitie

Aphrodite - Godin van de schoonheid, de liefde en de vruchtbaarheid. Voor de Grieken was zij uit de zee geboren (Aphroditè Anadyomenè). Haar eredienst vond zijn oorsprong in Klein-Azië, want vertoont analogie met die van Isthar of Astarte, de godin van de vruchtbaarheid in Babylonië, Fenicië en Carthago. Haar voornaamste cultusplaatsen bevonden zich op Kypros (Paphos), in Kythera en later in Korinthos. In de mythologie wordt haar brandende liefde voor de mooie prins op Kypros, Adonis, verhaald, wat op een niet-Griekse oorsprong wijst.

Over haar geboorte bestond in de Griekse wereld nog een andere versie: ze zou de dochter van Zeus en Dione zijn, en de echtgenote van de kreupele Hephaistos; toch versmaadde zij andere liefdespartners niet, onder wie Ares. Haar zoontje Eros was de verpersoonlijking van de liefde. In haar gevolg verbleven nog Peitho (Overreding) en de Charites (Gratiae).

Nadat zij ook in de Romeinse mythologie bekend geworden was, werd zij er als Venus, die de Troianen had geholpen, bij Anchises de moeder van Aeneas en aldus de stammoeder van het Iulisch huis (Caesar-Augustus). De mirtekrans was haar in ’t bijzonder toegewijd, en van de dieren vooral de duif, de zwaan en de haas. Zeer bekend zijn haar beelden: de Aphroditè van Melos (Venus van Milo) en de Aphroditè van Knidos door Praxiteles.

Nawerking: Aphroditè (1930), ballet door de Amerikaans-Russische componist Nicolas Nabokor (1903); Trionfo di Alfrodite (1952), concerto scenico op teksten van Catullus, Sappho, Euripides, door de Duitse componist Carl Orff (1895-1982); Aphrodite (1896), roman door de Franse auteur Pierre Louys (1870-1925); Aphrodite in Aulus (1931), roman door de Ierse auteur George Moore (1852-1933).

< >