Gepubliceerd op 06-09-2017

Alexandros

betekenis & definitie

Alexandros - bijgenaamd De Grote Koning van Makedonië (358-323 v.C.), veroveraar van Griekenland en van Klein-Azië, het Perzische Rijk tot aan de Indus. Hij volgde zijn vader Philippos op in 336 v.C. en wist Griekenland, dat na de dood van deze laatste meende zich te kunnen bevrijden, snel tot gehoorzaamheid te brengen, nadat hij de andere pretendenten voor de troon in zijn eigen land opzij gezet had. Dat hij met de wapens kon omgaan, had hij reeds bewezen in de slag van Chaironea waar hij de ruiterij van Philippos aanvoerde en bijdroeg tot de overwinning van Makedonië. Opgevoed door de grote wijsgeer Aristoteles kende hij de Griekse cultuur zeer goed en had hij van zijn leraar bepaalde ideeën meegekregen over het eenmaken van de oikoumenè. Begaafd met militaire intelligentie, organisatietalent, een uitzonderlijke lichamelijke conditie, een onbegrensde fantasie en de mogelijkheden om deze te realiseren, en vooral een zelfvertrouwen, waarmee hij, als 20-jarige, al zijn (oudere) generaals imponeerde, vatte hij het plan op het hele Perzische Rijk te veroveren. Doch daarvoor moest hij in Griekenland zelf sterk staan: in 336 werd Thebe volledig verwoest en werden de inwoners als slaven verkocht. Niemand waagde het nog aan het muiten te slaan. In 335 v.C. werd hij dan in Korinthos uitgeroepen tot algemeen opperbevelhebber van de Griekse troepen voor de vergeldingsexpeditie tegen de Perzen, om deze te straffen voor het leed Griekenland aangedaan (zie Perzische Oorlogen). In 334 stak hij over naar Klein-Azië, en plengde er een offer op het graf van Achilleus. Zijn leger omvatte 35.000 man, waarvan 5000 ruiters. In Griekenland was zijn generaal Antipatros met een legermacht achtergebleven. Vanaf 334 oogstte Alexandros alleen maar successen. In dat jaar vernietigde hij de verenigde legers van de satrapen van Klein-Azië aan de Granikos, veroverde Sardeis, de Griekse kuststeden tot Hallikarnassos, de enige plaats waar men nog weerstand durfde bieden. In Kilikië werd hij ernstig ziek, doch kwam er weer bovenop. Dan rukte hij verder op naar Gordium. Hier maakte hij de beruchte Gordiaanse knoop los, de knoop die de wereldheerschappij zou schenken aan degene die hem losmaakte, door hem eenvoudig door te houwen met zijn zwaard. In 333 leverde Alexandros de beslissende slag bij Issos (in Kilikië, tegen de grens van Syrië) en versloeg er Dareios III, de laatste werkelijke koning van het Achemenidenrijk. Dareios sloeg op de vlucht. Alexandros veroverde Tyrus, Syrië, Palestina en bereikte Egypte. Hier werd hij als de bevrijder begroet, als de zoon van Zeus Ammon, en ten slotte als de opvolger van de farao’s. Hij verwierp de vredesvoorstellen van Dareios III. In 331 keerde hij terug naar het noorden. Hij versloeg voor de tweede maal en nu onherroepelijk Dareios III bij Arbele (Gaugamela). Dareios werd door zijn satrapen afgezet en trok als een vluchteling verder tot hij ten slotte in 330 vermoord werd door Bessos, die de troon usurpeerde onder de naam Artaxerxes IV, koning van Perzië. Doch in vrijwel alle grote steden werd Alexandros erkend als de opvolger van de Achemeniden, basileus, (‘groot-koning’), de oude erfelijke Perzische titel. Dit gebeurde in steden als Babylon, Susa, Persepolis e.a. Artaxerxes IV trachtte nog troepen te verzamelen in het oosten van het rijk, doch hij kreeg de tijd niet. In 329 werd hij gevangen genomen in Sogdiane en berecht als koningsmoordenaar.

In 330 v.C. was tegen Alexandros een samenzwering ontdekt. Philotas, de zoon van zijn trouwe generaal Parmenion, liet hij terechtstellen en de onschuldige vader door sluipmoord uit de weg ruimen. Alexandros’ grillen werden steeds ernstiger: hij eiste de oosterse proskunèsis van zijn Grieken en Makedoniërs (zich op de grond werpen en deze kussen als eerbetoon), die daartegen de grootste haat koesterden; hij kleedde zich als een Pers en gedroeg zich helemaal als een oosters despoot. Hij vermoordde in een bui van ongebreidelde woede zijn dienaar Clitus en wilde daarna zelfmoord plegen. In 329 trok hij verder naar het oosten, veroverde Afghanistan, Sogdiana en in 327 trok hij over de Indus. Hij versloeg de Indische koning Poros bij de Hydaspes in 326, na een veldslag waarin tegen Alexandros zelfs olifanten waren opgesteld. Toen hij de vallei van de Ganges wilde intrekken, weigerden zijn troepen hem te volgen.

Dan gaf hij bevel aan zijn admiraal, de Griek Nearchos, met een bij de Indus gebouwde vloot een terugtocht te zoeken langs de Perzische Golf. Zelf trok hij met de rest van zijn leger langs de zuidelijke provinciën Gedrosia, Carmania, Persis, Susiana terug naar Babylon. In Susa liet hij vijfdaagse feesten organiseren ter gelegenheid van een massale huwelijksceremonie van 10.000 Makedoniërs met inheemse vrouwen (324 v.C.). Daarna begon Alexandros zijn wereldrijk te organiseren en poogde zoveel mogelijk volkeren en rassen met elkaar te vermengen, o.a. door gemengde huwelijken. Zijn visie was werkelijk kosmopolitisch. Zelf was hij gehuwd met de Baktrische prinses Roxiane en in 324 huwde hij voor de tweede maal, naar oosterse gewoonte, met Satira, een dochter van Dareios III. Hij moest nog een grote muiterij onderdrukken en maakte zelfs plannen voor de verovering van Arabië, Carthago, Italië, doch de dood verraste hem in 323 v.C., na een verkoudheid; hij stierf na enkele dagen. Een volwassen opvolger was er niet; hijzelf was slechts 33 jaar oud. Zijn rijk werd een voorwerp van onderlinge strijd tussen zijn generaals, alle oudere lieden, de zgn. diadochen (zie Diadochen).

Het belang van Alexandros’ leven ligt in het directe contact met de verre Indische beschaving, in de verbreiding van de Griekse taal en cultuur en in zijn kosmopolitische visie: het streven van eenheid onder de volkeren.

Nawerking: Alexanderlied, door Lamprecht (12e eeuw); Le Roman d’Alexandre, door Lambert Le Tors en Alexandre de Bernay (12e eeuw); Alexandréide, door Gauthier de Châtillon (12e eeuw); Tragédie Alexandre (1665), door J. Racine (1639-1699); Die Pagenverschwörung van Baktra, roman door Herbert Schönfeld, Bielefeld; Sein Stern erlosch in Babylon, Alexander der Grosze-Indienfeldzug und Tod, roman door Herbert Schönfeld, Bielefeld; Iskander, roman door Louis Couperus; El libro de Alexandre, Spaans gedicht door een onbekend dichter (12e eeuw); Alexander (tussen 1230 en 1240), gedicht door de Duitse dichter Rudolf von Ems (1200-1254); Alexandreis (1287), episch gedicht door de dichter Ulrich von Eschenbach (eind 12e eeuw); Alexandre (1573), tragedie door de Franse dichter Jacques de la Taille (1542-1592); Trilogie d’Alexandre, door de Franse auteur Alexandre Hardy (1575-1632) omvattend: La mort de Daïre, La mort d’Alexandre en Timoclé ou La uste vengeance; Alexander and Campaspe (1584), komedie door de Engelse auteur John Lyly (1554- 1606); Alexandre le Grand (1981), roman door R. Peyrefitte; Fire from Heaven (1970), roman over de groei van de jonge Alexandros, door M. Renault; van haar hand is ook Funeral Games (1981) over de machtsproblemen onder de diadochen.

La magnanimita d’Alessandro (1662), opera door de Italiaanse componist Antonio Pietro Cesti (1623-1669); Allessandro (1726), opera door Fr. Georg Handel (1685-1759). In de 18e eeuw was een van de belangrijkste melodrama’s het Allesandre nelle Indie (1727), door de Italiaanse auteur Pietro Metastase (Pietro Trapassi, 1698-1782). Het werd een libretto voor een reeks opera’s onder dezelfde titel, met als belangrijkste: de opera van Leonardo Vinci (1690-1732), gecreëerd te Rome (1729); van Nicola Popora (1686-1768), te Dresden (1730); van Leonardo Leo (1694-1744), te Rome (1730); van Johann Adolph Hasse (1699-1783), te Milaan (1732); van Christoph Willibald von Gluck (1714-1787), te Turijn (1745); van Johann Gottlieb Naumann (1741-1816), te Venetië (1736); van Giovanni Paisiello (1741-1816), te Modena (1773); van Giovanni Pacini (1796-1867), te Napels (1824); Allessandro nell’Indie, door de Italiaanse componist N. Jomelli (1714-1774) te Stuttgart (1757); Allesandro nell’Indie, door de Italiaanse componist Nicolo Piccini (1728-1800) te Rome (1758).