De Kelten vormen een zeer oud volk, waarvan al melding gemaakt wordt in de mythen en legenden van de oude Grieken. Herodotes was de eerste, die in zijn geschriften gewag maakt van de Kelten en hun woonplaats aanduidt als liggende tussen de Noordzee en de zuidelijke loop van de Donau.
Later bezetten de Kelten veel noordelijker een deel van Gallië, België, Luxemburg, Nederland en Duitsland. Dat grote rijk hield echter niet lang stand en werd veroverd door Romeinen en Germanen.
De Kelten waren aanvankelijk herders die in hun gebied rondzwierven en voornamelijk leefden van vlees en melkprodukten. Later begonnen ze het land te bebouwen; toen de Romeinen het door Kelten bewoonde Gallië binnentrokken vonden ze er tarwe-, rogge- en vlasvelden; tevens een reeds flink ontwikkelde huisvlijt op kledinggebied en werkplaatsen waar ijzer, tin en koper werd verwerkt. De Kelten bleken dappere en geduchte tegenstanders te zijn. Slechts gewapend met ijzeren lansen en speren en beschermd door een houten schild stormden ze (heel vaak naakt) de zwaarbepantserde Romeinse infanterie tegemoet.
Kenmerkend voor de Kelten was hun gebrek aan discipline. Stammen, families en dorpen waren voortdurend met elkaar in oorlog; een centraal bestuur over de verschillende stammen was onmogelijk. Juist door deze zwakheid uit te buiten konden de Romeinen deze gevreesde tegenstanders vrij gemakkelijk verslaan.
Afstammelingen van de Kelten leven tegenwoordig nog in Wales (Engeland), Bretagne (Frankrijk) en in het Spaanse Baskenland.