Gletsjers zouden beschouwd kunnen worden als grote rivieren van ijs, die zich heel langzaam voortbewegen. Op verscheidene plaatsen in het noorden en in het zuiden van de wereld monden deze ijsrivieren uit in zee.
Als de ijsstroom het water bereikt, breken er dikwijls grote brokken af die in zee terecht komen en langzaam van het land wegdrijven. Zulke brokken worden ijsbergen genoemd.Op het zuidelijk halfrond komen ijsbergen voor met een doorsnede van verscheidene kilometers en even hoog als een wolkenkrabber van 50 verdiepingen. De ijsbergen van het noordelijk halfrond zijn minder groot: hoogstens twee kilometer in doorsnee en 30 m hoog. Als een ijsberg in warmer water terecht komt begint hij langzaam te smelten. Door zijn omvang kan hij echter 2 tot 3000 km wegdrijven voor hij helemaal is verdwenen.
Ijsbergen zijn erg mooi; ze dragen in het zonlicht alle kleuren van de regenboog en heel dikwijls heeft het water er grillige vormen in uitgesneden. Die schoonheid is echter zeer bedrieglijk. Ijsbergen betekenen een groot gevaar voor de scheepvaart. Bij mistig weer kan een schip gemakkelijk met een ijsberg in aanvaring komen. Zo’n aanvaring kan echter ook plaatsvinden als het schip in de buurt van de ijsberg alle ruimte lijkt te hebben. Dat komt omdat negentiende van een ijsberg zich onder water bevindt.
Vaak is het ondergedoken deel van een ijsberg veel breder dan het boven water uitstekende gedeelte. Schepen kunnen daardoor misleid worden en te pletter lopen.
Een van de verschrikkelijkste scheepsrampen uit de geschiedenis is door een ijsberg veroorzaakt. In 1912 bracht een ijsberg de ‘Titanic’ tot zinken: in die tijd het grootste passagiersschip dat ooit gebouwd was. Meer dan 1500 passagiers verloren bij deze ramp op de Atlantische Oceaan het leven. Als gevolg van deze ramp werd de Internationale IJspatrouille ingesteld: een dienst die uitkijkt naar ijsbergen in drukke scheepvaartroutes en bij het aantreffen ervan waarschuwingen uitzendt.