Ned. gemeente in de prov. Gelderland ten zuiden van de Waal.
Wordt reeds als Bomela in een oorkonde van 850 vermeld. Werd later ter onderscheiding van Maasbommel en door de zouthandel Saltbommel genoemd. Eind 10e eeuw schonk keizer Otto III de rechtsmacht in Zaltbommel aan de Utrechtse bisschop Ansfried; kreeg 1231 de eerste stadsrechten; kwam later aan Gelre en kreeg in het begin van de 14e eeuw het stadsrecht van Zutphen. Had herhaaldelijk van aanvallen en overstromingen te lijden. Was reeds in de 10e eeuw een marktcentrum en in de late Middeleeuwen een handelsstad van betekenis (Rijn- en Maasverkeer; handel op Engeland). Kwam 1572 aan Oranje; trad 1576 toe tot het verbond van Holland en Zeeland.
Ging na de verovering van ‘s-Hertogenbosch als vesting en handelsstad in betekenis achteruit. Van 1672-73 in handen van de Fransen. Tijdens de Republiek de 3e stemhebbende stad in het kwartier van Nijmegen.Litt. Stat-regt van Zalt-Bommel (1722); J.S.van Veen. Zalt-Bommelsche rechten (in: Versl. Med. Oud-Vad. Recht 1907); D.Brouwer.
De reductie van Bommel 1572-1602 (1918); J.Beckering Vinckcrs, De hist. schoonheid van Zaltbommel (1944); J.H.de Groot. Toen Zaltbommel nog geen stad was (in: Spiegel der Historie 1968); J.H.de Groot, Zaltbommel. stad en waard door de eeuwen heen (1977).