Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Walvisvaart

betekenis & definitie

de jacht op walvissen en robben. Reeds 890 wordt de vangst van walvissen (vermoedelijk noordkapers) langs de kust van Tromso door de Noren vermeld.

Omstreeks de 11e eeuw begonnen de bewoners van de kust van de Golf van Biskaje, de Basken uit Biarritz, Bayonne en San Sebastian met de walvisvangst. In 1372 viste men zelfs in de Sint-Laurens Baai. De bewoners van de overige delen van de Franse kust. Spanje, Portugal en Engeland volgden, en het bedrijf breidde zich uit tot het einde van de 16e eeuw. De periode van de grote ontdekkingsreizen betekende voor de Basken, Spanjaarden en Portugezen het einde van hun deelname aan de Walvisvaart. De overwintering op Nova Zembla (1596) leidde tot bekendheid met de grote aantallen walvissen in de Noordelijke IJszee.

In 1612 zeilde het eerste Ned. schip ter walvisvaart en in 1614 volgde de oprichting van de → Noordse Compagnie: 1619 stichtten de Nederlanders → Smeerenburg op Spitsbergen. Het vangen van de walvissen gebeurde met handharpoenen. De walvissen werden met lansen afgemaakt, en daarna langszij van de schepen geflensd. In de 17e eeuw voegden zich bij de Engelsen en Nederlanders ook bewoners van Hamburg, Bremen en Lübeck. en ook weer de Fransen en de Basken. Men onderscheidt de Groenlandvaart en de Straat-Davisvaart. Deze laatste ontwikkelde zich na 1720.

De Amelanders voerden hier de boventoon. De Amerikanen voegden zich in de 18e eeuw bij de walvisvaarders. In de 18e eeuw hadden ook Den Helder en Huisduinen een belangrijk aandeel in de walvisvaart. Na 1770 begon de achteruitgang. Oorlogen, de Napoleontische bezetting en de concurrentie van de Engelsen maakten een eind aan de Ned. walvisvaart tot 1946, toen Nederland haar met een omgebouwde Zweedse tanker van 12500 t hervatte.In 1955 werd dit schip vervangen door een fabrieksschip. de Willem Barendsz. Maar de overbevissing had de stand reeds zo sterk verminderd dat dit schip 1966 naar Zuid Afrika werd verkocht voor de industrievisserij.

De laatste reis dateert van 1964. Afb.p.612 en 613.

Litt. J.T.Jenkins, A History of the Whale Fisheries (1921; met uitgebr. litt.); Il.Wätjen, Zur Geschichte des holländischen Walfischfanges von der zweiten Hälfte des 17. bis zum Beginn des 19. Jahrh. (in; Hänsische Geschichtsbl. 1919); S.Lootsma, Bijdrage tot de gesch. der Ned. Walvischvaart (1937); S.Hart, De eerste Ned. tochten ter walvisvaart (in: Jb. Amstelodamum 1957); P.Dekker. De laatste bloeiperiode van de Nederlandse arctische walvis- en robbevangst 1761-1775 (1971); P.Dekker.

De walvisvaarders uit noordelijk Noord-Holland van 1770-1803 (in: Westfrieslands Oud en Nieuw 1973); P.Dekker, De Amelander walvisvaart (in: It Beaken 1974); P.Dekker. De Helderse en Huisduiner bevelhebbers ter walvisvaart in de 18e eeuw (in: Westfrieslands Oud en Nieuw 1974); C.dc Jong, Gesch. van de oude Ned. walvisvaart (3 dln. 1974-79).