[<Fr., wedergeboorte], wedergeboorte van de geest der klassieke Oudheid; benaming voor de cultuurfase van ca. 1400-ca. 1600, die de overgang vormt van Middeleeuwen naar Nieuwe Tijd; ontstaan in Italië, waar zich in de grote steden een door handel en nijverheid rijk geworden burgerij had gevormd, die zich een zelfstandige positie had verworven en die zich afwendde van de middeleeuwse starre kerkleer met zijn wereldverachting, die de levensvervulling van de mens in het streven naar de hemelse zaligheid vond. Deze burgerij vond haar nieuwe ideaal in de Oudheid met als gevolg, dat de mens zichzelf belangrijk ging vinden: het individu trad naar voren en ontdekte de schoonheid van de wereld.
Niet de verheerlijking van God bepaalde meer het leven, maar het streven naar menselijk geluk; i.p.v. het memento mori kwam het carpe diem. Deze belangstelling werd bevorderd door de resten van de Romeinse cultuur in Italië, terwijl contact met de Griekse Oudheid ontstond door de komst van Griekse geleerden, die na de verovering van Byzantium door de Turken (1453) naar Italië waren uitgeweken. Tegen ca. 1500 bereikte de Italiaanse renaissance haar hoogtepunt in figuren als Leonardo da Vinci, Michel Angelo en Rafael. De renaissance in literatuur en wetenschap noemt men → humanisme. Van Italië uil bereikte de renaissance West-Europa.In de Nederlanden stonden onder invloed van de renaissance de schilders Hans Memiing, Lucas van Leiden. Jan Gossaert van Mabuse. Antonio Mor(o), Jan van Scorel en Pieter Brueghel, al behielden zij een eigen karakter; de componisten Obrecht en Orlando di Lasso; de schrijvers Coornhert, Carel van Mander, Jan van der Noot. Spieghel, Roemer Visscher en P.C.Hooft. De Nederlandse renaissance-bouwwerken hebben niet de pracht van de Italiaanse: de gegoede burgerij bezat niet de rijkdommen van de Italiaanse en liet vooral raadhuizen bouwen o.a. te Antwerpen en Den Haag).
Over begrenzing en inhoud van het begrip renaissance bestaat verschil van opvatting; ook gebruikt men de term voor vroegere soortgelijke vernieuwingen, zoals de Karolingische renaissance.
Litt. J.Burckhardt, Die Kultur der Renaissance in Italien (1860; geïll. herdr. ca. 1930); J.Romein, De Renaissance (in: Aera van Europa 1954: met Litt.); J.Huizinga, Men and ideas (1959); S.Hunke, Allahs Sonne über dem Abendland (1960); P.O.Kristeller, Renaissance thought (2 dln. 1961-65): A.Mieli. La Science arabe (1966); L.H.Heydenreich. Italienische Renaissance (1972); L.H.Heydenreich en G.Passavant, Renaissance italienne. 1500-1540 (1974); Folie et déraison a la Renaissance (Colloque international tenu en nov. 1973, 1976); K.Braun, Renaissance en reformatie (1978).