Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Namen (stad)

betekenis & definitie

Belg. stad, hoofdplaats der gelijknamige prov., gelegen op de samenvloeiing van Samber en Maas. Mogelijk het Oppidum Aduaticorum uit de tijd van Julius Caesar (dat echter ook met andere plaatsen wordt geïdentificeerd).

Voor het eerst wordt een nederzetting Namen vermeld in de 7e eeuw; komt op het eind van de 9e eeuw als partus (d.i. handelsplaats) voor en had 937 reeds versterkingen. Ontleende zijn betekenis aan de ligging aan de handelsweg die de loop van Maas en Samber volgde; werd bovendien residentie van de graven van Namen en een centrum voor koperindustrie. In de 14e eeuw geteisterd door interne twisten. 1577. tijdens de Tachtigjarige Oorlog, nam Don Juan bij verrassing het kasteel, waardoor de Staten-Generaal toenadering tot Oranje zochten, hetgeen tenslotte leidde tot de 2e of Nadere Unie van Brussel. 1692 veroverd door de Franse koning Lodewijk xiv, maar 1695 door stadhouder-koning Willem in heroverd; 1715 bij het → Barrière-tractaat één der barrièresteden. Na 1893 een kringvesting.

< >