Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Kerkelijke goederen

betekenis & definitie

In de Middeleeuwen onderscheidde men geestelijke goederen, die onder de rechtsmacht van de geestelijke overheid vielen, en kerkgoederen, die de ‘kerkfabriek' van het kerspel vormden. Tot deze stichting behoorden het kerkgebouw met het kerkhof en het vermogen bestemd voor onderhoud van de kerk en bestrijding van de kosten van de eredienst.

De kerkfabriek was een wereldlijke stichting en werd dus niet beheerst door het kanonieke maar door het wereldlijke recht. Deze stichting werd beheerd door kerkmeesters, die tot de leken behoorden. Naast de kerkfabriek had men in ieder kerspel een pastoriefonds, een stichting waarvan de inkomsten bestemd waren voor levensonderhoud van de pastoor en soms een kosterfonds voor de koster. Door de Hervorming verviel de onderscheiding geestelijke goederen tegenover wereldlijke goederen. Na de Reformatie bleven de parochiale fondsen als stichtingen bestaan, alleen werden de inkomsten daarvan nu aangewend ten behoeve van de Hervormde Kerk. De vermogens van die stichtingen, waarvan het doel door de Reformatie vervallen was. b.v. kloosters, werden doorgaans door de overheid in administratie genomen en veelal tot één fonds samengesmolten en de inkomsten daarvan werden bij voorkeur bestemd voor geestelijke, culturele en sociale doeleinden.