Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Kloosters

betekenis & definitie

ontstonden in de Nederlanden ca. 600. Zeer talrijk in de Middeleeuwen als gevolg van de wereldverachting van de Middeleeuwer en zijn gerichtheid op het hiernamaals; richtten hun levenswijze in naar een ‘regel’ (zoals persoonlijke armoede, gehoorzaamheid, kuisheid), zodat kloosterorden ontstonden.

De oudste kloosters ontstonden in de Zuidelijke Nederlanden: in de 7e eeuw o.a. St.Pieter en St.Bavo te Gent. St.Amand van Doornik en de abdij van St.Truyen. In de Noordelijke Nederlanden waren oude kloosters de abdij van → Egmond, en de St. Paulus-abdij te Utrecht. Van belang door hun omvang en culturele betekenis werden de Friese kloosters (→ Aduard: → Bloemhof; → Mariëngaarde).

Naast kerkelijk en eventueel militair steunpunt in het heidense land waren zij cultureel (kloosterkronieken) en agrarisch centrum. Tot vele kloosters behoorde een ontzaglijk grondbezit: zij vormden met de → vroonhoeven de economische centra van de middeleeuwse maatschappij. Daarnaast hadden de kloosters betekenis voor verzorging van armen en zieken en voor landbouw en bedijking. Zo werden onder leiding van cisterciënzers in de 12e-13e eeuw in Vlaanderen en Zeeland inpolderingen tot stand gebracht.Litt. F.Pijper. De kloosters (1916); J.Sassen. Het klooster (1922); E.P.E.dc Moreau. Histoire de l’Église en Belgique (1947).