Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Jan IV van Arkel

betekenis & definitie

bisschop van Utrecht (1342—64), ✝ 1.7.1387 Luik; halfbroer van Jan IV van Arkel. Werd bij de paus aanbevolen door graaf Willem IV van Holland ( → Nicolaus de Caputio); resideerde in Grenoble om geld te sparen: 1345 terug; overwon 1346 de → Gunterlingen; raakte 1348 in strijd met Gehe, Holland en de Zutphense baanderheer Gijsbert van Bronkhorst.

Deze laatste werd bestreden door Frederik van Eese, die 1349, daar Jan hem niet kon betalen, Overijssel op Vollenhove na in pand kreeg. Bovendien kwam er 1348 een mandaat van de paus om beslag te leggen op Jans tafelgoederen, teneinde achterstallige ‘servitiën* te voldoen; 1349 moest hij dan ook aan zijn andere schuldeisers toegeven en eveneens het Nedersticht en Vollenhove verpanden. Verliet zijn bisdom, maar keerde er 1351 terug en wist zijn positie te verstevigen en het gezag in zijn gebied te herstellen. Beschermde geleerden, b.v. → Johannes de Beka. Werd 1364 naar Luik overgeplaatst, maar kon daar zijn gezag niet vestigen door de macht van de gilden, en door conflicten met het Tribunaal der XXII.Litt. C.A.Rutgers. Jan van Arkel, bisschop van Utrecht (1970).