Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

IJsselstein

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Utrecht.

Ontstond waarschijnlijk bij het kasteel, dat reeds 1144 bekend was (1887 gesloopt). In de 13e eeuw was IJsselstein in het bezit van de heren van IJsselstein. Zij moesten rekening houden met de Utrechtse en Hollandse belangen, maar door de onzekere status van het gebied wisten zij zich een zekere zelfstandigheid te verwerven. 1346 werd Arnoud I van IJsselstein door gravin Margaretha van Holland beleend met het kasteel en de stad IJsselstein, alsmede met Benschop en Noord-Polsbroek. Deze drie lenen vormden sindsdien de Baronie van IJsselstein die voortaan een leen van Holland was. 1377 ging de baronie van IJsselstein over aan het huis Egmond en door het huwelijk van Anna van Egmond en Buren met prins Willem van Oranje (1551) kwam IJsselstein in het bezit van het Huis Oranje-Nassau. IJsselstein moet vóór 1331 stadsrecht gekregen hebben. Daar het een gevaarlijke voorpost van Holland was, bestond er een vete tussen Utrecht en IJsselstein.

De stad werd na een Utrechtse aanval ontmanteld en herhaaldelijk verwoest (1418, 1466, 1482); 1456 werd er het → Verdrag van IJsselstein gesloten. Tijdens de Noordned. Republiek was de Baronie van IJsselstein een soevereine enclave; 1814 kwam zij bij de prov. Utrecht. In de 19e eeuw was de hoepel- en mandenmakerij belangrijk. Toen deze industrie in verval kwam, ontwikkelde IJsselstein zich in de 20e eeuw tot een centrum van houtbewerking en meubelindustrie.Litt. W.Stooker, Het Cistcrciënser klooster O.L.Vrouwenberg te IJsselstein (Jb. Oud-Utrecht, 1938); J.Abbink Spaink, Usselstein, heden en verleden (3e dr. 1963); B.Heesters, O.L.Vrouwenberg te IJsselstein (Jb. OudUtrecht. 1968).