Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

IJssel

betekenis & definitie

(ook: Geldersche IJssel), rechterarm van de Rijn, die bij Westervoort uit de Beneden-Rijn aftakt en door Gelderland en Overijssel (deels als grensrivier) loopt. De IJssel en het thans afgesloten Ganzendiep begrensden het Kamper Eiland.

Het Keteldiep is 1840—43 vanwege de stad Kampen in zee verlengd door 2 leidammen. Ca. 12 v.C. werd door de Romeinse veldheer Drusus mogelijk een verbinding tussen Rijn en IJssel gegraven (→ Drususgracht). Het afgesneden stuk werd nu Oude IJssel genoemd. Het IJsselgebied ontwikkelde zich reeds vroeg tot een belangrijk transito- en handelsgebied met Deventer en Kampen als centra. De IJssel vormde in de Middeleeuwen een belangrijke verkeersweg, mei de Hanzesteden Kampen. Deventer en Zutphen.

Toen in de 15e eeuw de Hollandse en Zeeuwse steden de IJsselsteden overvleugelden, bleef de IJssel van betekenis voor de doorvoer van Friesland, Groningen en Oost-Friesland naar het Zuiden en voor de retourvrachten uit de Rijnstreken naar het Noorden. Het schijnt dat in de 15e eeuw de IJssel gebrek aan water begon te krijgen; in de 17e —18e eeuw was vanuit de Zuiderzee nog slechts Hattem bereikbaar voor schepen met een diepgang van enige betekenis. Sedert midden 19e eeuw is de IJssel veel verbeterd, zodat hij thans over zijn gehele lengte bij middelbare waterstand bevaarbaar is.Litt. W.J.Alberts en H.P.H Jansen, Welvaart in wording (1964); D.M.van der Schrier, Beschouwingen over het ontstaan van de Ussel als Rijnarm (in: Mars, 1968); P.J.Ente. De IJsseldelta (in: Kamper Almanak, 1973/74).