(sinds 1815 graaf), Ned. politicus. *27.10.1762 Rotterdam. ✝ 5.10.1824 's-Gravenhage. Promoveerde 1786 in de rechten: steunde als uitgesproken orangist tijdens de patriottische troebelen 1787 de Pruisische interventie, werd na de Restauratie pensionaris van Rotterdam: 1795-1813 ambteloos; speelde 1813 de hoofdrol bij de voorbereiding van de terugkeer van de erfprins: werd voorzitter van de grondwetscommissie, die zijn Schets ener grondwet (1812; herziene versie 1813; uit voorzichtigheid 1806 gedateerd) tot leidraad had.
Had in de 1e Schets voorzien in het ambt van raadpensionaris. een soort eerste minister met grote volmachten. een positie die hij zelf ambieerde. Deze opzet werd verijdeld; 1813-14 minister van Buitenlandse Zaken, daarna vice-president van de Raad van State en 1815 weer voorzitter van een grondwetscommissie, die in verband met de vereniging met België noodzakelijk was geworden; werd tot minister van Staat benoemd, maar zijn verhouding tot koning Willem I was nooit goed; 1816-25 zitting in de Tweede Kamer, waar hij het regeringsbeleid herhaaldelijk kritiseerde; nam 1816 ontslag als vice-president van de Raad van State en werd 1819 (wegens zijn oppositie) als minister van Staat ontslagen. Na 1815 ontwikkelde hij zich in liberale richting: pleitte voor vrede met België, voor een nieuwe grondwet, voor ministeriële verantwoordelijkheid, direct kiesrecht, handelsvrijheid en maatregelen tegen de armoede. Werken: Politieke gedagten (1792). Verklaring aan het staatsbewind over de staatsregeling (1801). Gedachten over 's lands finantiën (1802).
Bijdragen tot de huishouding van staat in het koninkrijk der Nederlanden (10 dln. z.j.). Uitgave: Brieven en gedenkschriften (7 dln. 1866-1903).Litt. L.G.J.Verberne. Gijsbert Karels leerjaren (1931): H.L.T.de Beaufort. G.K.van Hogendorp. grondlegger van het koninkrijk (1963): A.J.Techiné Stakenburg. G.K.van Hogendorp (1963): M.W.Jurriaanse, De Ned. ministers van Buitenl. Zaken (1974);H.v.d.Hoeven, G.K.van Hogendorp Conservatief of liberaal? (1976): J.Romein.
G.K.van Hogendorp. Lof der eerzucht (in: Erflaters van onze beschaving, 13e dr. 1979).