Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Delfland

betekenis & definitie

Ned. hoogheemraadschap in het zuidwesten van de prov. Zuid-Holland.

Ontstond tussen 1290-1317. Met de naam Delfland werd in de loop van de 13e eeuw zowel het ambacht Hof van Delft (restant van het domein van de Hollandse graven bij Delft) als het heemraadschap aangeduid, terwijl dit laatste op zijn beurt weer de kern vormde van het baljuwschap Delfland (in 1276 is een baljuw bekend). Het heemraadschap werd aangeduid als de Zeven Ambachten (in oorkonden van graaf Floris v van 1281 en 1290). Zij vormden de kern van het latere hoogheemraadschap, maar ook van het latere baljuwschap. De grenzen van het hoogheemraadschap en het baljuwschap vielen later niet meer samen. Belangrijk werd de vervening, waardoor Delfland veel turf leverde.

De keerzijde was het ontstaan van grote waterplassen. De eerste polders ontstonden vermoedelijk in de 15e eeuw; de droogmakerijen kwamen pas in de tweede helft van de 18e en in de 19e eeuw tot stand. In 1857 werden de ambachten opgeheven. In 1920 werd de gehele Schieboezem onder beheer van Delfland gesteld, waardoor de bemaling kon worden geregeld.Litt. T.F.J.A.Dolk, Gcsch. van het hoogheemraadschap Delfland (1939); J.F.Niermeyer, Delft en Delfland (1944); W.J.Diepenveen. De vervening in Delfland en Schieland tot het einde der 16e eeuwr (1950); J.P.Winsemius, De zeven ambachten en het hoogheemraadschap van Delfland (1962).