Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Amersfoort

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Utrecht, gedeeltelijk gelegen in het Valleigebied en het Eemland en gedeeltelijk op de Utrechtse Heuvelrug.

Amersfoort [afgeleid van de rivier de Eem (Amer) en het oude ford(e), oversteekplaats] kreeg 1259 Utrechts stadsrecht van bisschop Hendrik van Vianden; door zijn ligging stond het bloot aan herhaalde aanvallen van de graven van Gelre en van Holland en werd bovendien betrokken in onenigheden met de bisschoppen van Utrecht. Werd 1572 bezet door Oranje's zwager, de graaf Van den Bergh. in 1573 door de Spanjaarden; in 1579 heroverd door Jan van Nassau, waarop Amersfoort zich aansloot bij dc Unie van Utrecht. Het werd tijdens de Republiek bekend door dc lakennering en de tabaksteelt. Bovendien was het na Leiden de tweede stad voor de bombazijnweverij. Daarnaast bestond er zijde-industrie. Samen met Utrecht behoorde het tot de voornaamste marktplaatsen van dc provincie.

In 1661 had inhaling plaats van de zgn. Amersfoortse kei (een zwerfkei) door Jonkheer Everard Meyster. In het begin van de 18e eeuw werd Amersfoort het brandpunt van de refractaire priesters, hetgeen aanleiding werd tot een vestiging van de Oudbisschoppelijke Clerezij (→ Oud-Katholieke Kerk). In de patriottentijd was Amersfoort van 1786-87 de zetel van het prinsgezinde gedeelte van de Statenvergadering van Utrecht. Na de Franse tijd liep de economische toestand vrij sterk terug, maar met de komst van de spoorwegen (ca. 1880) ontstond industrievestiging en nam de bloei van de stad snel toe. Buiten Amersfoort aan de Leusderweg bevond zich eind 1941 het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort (PDA), een berucht concentratiekamp,Litt. A.van Bemmel, Beschrijving der stad Amersfoort (1760: herdr. 1970); W.F.N.van Rootselaar. Amersfoort 770-1580 (2 dln. 1878): J.F.B.van Hasselt. Amersfoort

(1948): H.Halbertsma e.a.. Zeven eeuwen Amersfoort (1959: met bibl.); J.J.Herks. De gesch. van de Amersfoortse tabak (1967).

< >