Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Sparta

betekenis & definitie

of Lacedemonië (Lacedtemon), landschap in het zuiden van den Peloponnesus, ook wei Laconiê genaamd, eens, naast Athene, het voornaamste rijk van Griekenland, doorloopen door de bergketenen Taygetus en Parnon, had tot hoofdstad de stad S. (of Lacedemon), op den westoever van den Eurotas, die, toen zij op den hoogsten trap van haren bloei stond, 60,000 inw. telde: de geringe overblijfselen van het oude S„ Palamchori genaamd, liggen op ongeveer 2 uren gaans afstands beoosten het tegenwoordige Misitra.

Men stelt de stichting van S. op omstreeks 1880 jaren v. Chr.; als stichter wordt Sparton genoemd, broeder of zoon van Phoroneus. Na Sparton worden als koningen van S. onder andere vermeld : Lelex, Eurotas, Lacedemon, die omslr. 1577 v. Chr. de stad S. vergrootte, of in de nabijheid eene nieuwe stad bouwde, waaraan hij zijnen naam gaf (want Homerus onderscheidt Sparta en Lacedtemon). Van de 15e tot de 12e eeuw waren S. en Laconiê in handen der Hellenen (Acheërs). In dat tijdsbestek regeerden Tyndareus, Castor en Pollux, de pelopidische Menelas, schoonzoon van Tyndareus, Orestes en zijn zoon Tisamenus. Deze laatste werd meebegrepen in den ondergang der Pelopieden, tijdens den terugkeer der Heraclieden gezamenlijk met de Doriërs in den Peloponnesus (1190 1186). Arislodemus, een der heraclidische aanvoerders, ontving Laconiê als zijn aandeel; doch deze vorst in dien krijgstocht gestorven zijnde, werd hij opgevolgd door zijne twee zonen Eurysthenes en Procles, die zoodoende de stamheeren werden van twee koninklijke familiën, welke na dien tijd beurt om beurt op den troon zaten (Proclieden en Eurysthenieden). Dadelijk na de verovering ontnamen de overwinnaars (Heraclieden en Doriërs) aan de van acheeschen oorsprong zijnde laconische bevolking de gelijkheid van rechten, en legden aan die bevolking eene schatting op, zoomede de krijgsdienslpliehligheid. Al degenen, die zich daartegen wilden verzetten (zooals de inwoners van Helos, de Heloten) werden tot den staat van slavernij vernederd. Vandaar drie klassen: 1) de Spartiaten of Spartanen veroveraars; 2) de schatplichtige Laconiers; 2) de Heloten. In het begin der 9e eeuw (898—870 v. Chr.) ontving S. eene vermaarde wetgeving van Lycnrgus, bestemd om van de Spartanen een gehard en krijgshaftig volk te maken (zie LVCUP.GUS). Onder deze nieuwe wet behield S. zijne twee koningen of achageten; maar hunne macht werd beperkt door vijf ephoren en een senaat van 28 leden. Eigenlijk was S. dan ook eer eene militaire republiek, dan wel eene monarchie. Van 744 tot 724, en daarna van 682 tot 668, hield S. eenen verschrikkelijken worstelstrijd vol tegen Messeniê, waarvan het einde werd, dat laatstgenoemde mogendheid (zie MEssEtitë) geheel ten onder gebracht, en de Messeniêrs tot slaven gemaakt werden. De Messenische oorlogen werden gevolgd door het onderwerpen van de teagatische Arcadiërs (566—546) en door de verovering van Thyreum en Cynuria, welke beide steden aan de Argiven ontweldigd werden (544 v. Chr.). Het oveverige van den Peloponnesus, versnipperd in eene menigte meerendeels onbeduidende rijkjes, kwam (met uitzondering van Argos en eenige steden) van lieverlede onder den invloed van S., dat zijne toekomstige onderdanen voorloopig bondgenooten noemde, en dat zelf aan het hoofd stond van dien Peloponneezischen bond. Athene, destijds machtig door zijne oorlogsvloot, zijn rijkdom, zijne talrijke bondgenooten of onderdanen, betwistte aan S. dien voorrang. Gedurende de Medische oorlogen (480— 459) speelt S. de minder schitterende rol. Wanneer men den slag der Thermopylen en de overwinningen bij JPlatea en Myeale niet mederekent, bij welke gelegenheden de Spartaansche helden Leonidas, Pausanias en Leolychides uitblonken, had Athene verreweg het roemrijksle aandeel in de groote overwinningen, die op de Perzen bevochten werden; en dit deed den naijver der twee republieken nog grooter worden. In het laatst der 5e eeuw v. Chr. brak de Peloponneezische oorlog uit, die 27 jaren duurde (451—404). Athene werd overwonnen bij ,'EgosPotamos; de stad werd ingenomen door Lysander; de haven werd vernield en de fortificatiën werden geslecht. Daarentegen werd de macht van S. uitgebreid en bevestigd; het ging zelfs oorlog voeren in Azië (zie CLEAUCHUS, AGESILAS), en begunstigde den krijgstocht van den jongen Cyrus (401). Thehe, Argos, Corinlhe, de Thessaliërs, Athene eindelijk, opgestookt door Perzié, vormden toen eenen bond tegen S.; maar S. teekende met den grooten koning bet verdrag van Antalcidas (587 v. Chr.), waarbij de Grieken in Azië overgeleverd werden aan Perzié, terwijl de Grieken in Europa onderworpen werden aan S. De republiek S. strekte toen hare heerschappij uit overeen gedeelte van Hellas, van Thessalië en over de onderhoorige steden van ülynthus. Maar het duurde niet lang of Tbebe onttrok zich aan S.'s gezag, en in den oorlog, die daaruit voortvloeide, kwam Epaminondas, in 371 bij Leuctra overwinnaar, den Peloponnesus overweldigen; hij herstelde Messeniê als onafhankelijk rijk, en gaf aan den Arcadischen bond een middelpunt door het stichten van Megalopolis (369). Van dezen dubbelen slag mocht S. zich nimmer herstellen; het bleef echter in't bezit van zijne onafhankelijkheid door den dood van Epaminnndas bij Manlinea (363). Een oogenblik (225— 223) weder opgebeurd door Cleomenes, die de Lycurgische wellen hersteld bad, stond S. op het punt om weer de voornaamste stad van den Acheeschen bond te worden en weder dezelfde rol van vroeger te spelen. Maar Anligonus Doson, de zijde der Acheêrs gekozen hebbende, vernietigde die hoop door de overwinning, die hij bij Sellasia behaalde op Cleomenes (222). Sparta daalde weder, en na eene laatste inspanning van al zijne krachten onder den tiran Nabis, kwam S. (146 v. Chr.) onder het romeinsche juk. Onder de romeinsche keizers genoot S. eene volmaakte rust. Na de deeling des rijks onder de zonen van Theodosius, werd S. de hoofdplaats van een despotaat, waaraan geheel Morea onderhoorig was. Mahomed II maakte zich in 1460 na Cbr. van S. meester, en verdreef den despoot Demelrius, die een afstammeling was uit het geslacht derComnenen. Sigismond Malatesta, vorst van Rimini,bondgenoot van Demelrius, belegerde de stad 3 jaren later, en toen hij zag dat hij die niet kon veroveren stak hij er den brand in. Zoo ging S. ten onder, 33 eeuwen na zijne stichting. De Turken maakten van Misitra, op de puinhoopen van S. gesticht, de hoofdplaats van een livah. Na de onafhankelijkverklaring van Griekenland heeft men den naam van S. doen herleven, en die in de plaats gesteld van Misitra; deze stad is de hoofdplaals geworden van een afzonderlijk gouvernement van Morea. Van de vele beroemde personen te S. geboren noemen wij slechts: Lycurgus, Leonidas, Pausanias, Lysander, Agesilas, Cleombrolus, Cleomenes, enz., en geven op de volgende bladzijde de naamlijst der

Koningen van Sparta.

(N.B. De jaartelling voor deze koningen is zeer onzeker.)

1) Vóór de Heraclieden.

Sparton omstr. 1880

Lelex omstr. 1742

Myles, of Meles omstr. 1680

Eurotas omstr. 1631

Lacedemon omstr. 1577

Amyclas omstr. 1480

Argalus

Cynortas omst. 1415

CEbalus

Hippocoon

Tyndareus omstr. 1328

Menelas (schoonzoon van Tyndareus) omstr. 1280

Orestes (reeds koning van Argos) omstr. 1240

Tisamenus 1220 of 1192

2) Dynastie der Heraclieden

Aristodemus, vader van Procles en Eurysthenes 1190

Proclieden of Eurypontieden.

Procles 1186

Sous / Eurypon / Prytanis 1142—986

Eunomus 986

Polydectes 907

Charilaus (minderj.) (Regentschap v. Lycurgus, oom van Charilaus) 898-879

Nicander 809

Theopompus 770

Zeuxidamus 723

Anaxidamus 690

(Eenige tijdrekenkundigen plaatsen hier eenen Archidamus 651-605)

Agasicles 645

Ariston 597

Demaratus 520

Leotychides 492

Archidamus I (of II) 469

Agis I 427

Agésilas 400

Archidamus II (of III) 361

Agis II 338

Eudamidas I 330

Archidamus lII (of lV) 296

Eudamidas II 261

Agis III 244

Enrydnmas 239

Euclidas of Epiclidas, eurysthenidische prins, broeder van Cleombrolus III, 234

Eurysthenieden of Agieden.

Eurysthenes

Agis / Echeslratus / Labotas ) 1186

Doryssns 986

Agésilas 957

Archelaus 909

Teleclus 853

Alcamenes 813

Polydorus 776

Eurycrates I 724

Anaxander 687

Eurycrates II 652

Leon 645

Anaxandrides 597

Cleomenes I 519

Leonidas I 491

Plistarchus (regentschap van Cleombrotus I en Pausauias) 480

Plistoanax 466

Pausauias 409

Agesipolis I 397

Cleombrotus II 380

Agesipolis II 371

Cleomenes II 370

Areus of Aretas I 309

Acrotatus 265

Areus of Aretas II 264

Leonidas II 257

Cleombrotus III, usurpator. 243

Leonidas II, hersteld 239

Cleomenes III 238

Agesipolis III 219

Lycurgus, tiran, uit het geslacht der Proclieden 219

Machanidas, tiran 210

Nabis, tiran 205—192

< >