of Lacedemonië (Lacedtemon), landschap in het zuiden van den Peloponnesus, ook wei Laconiê genaamd, eens, naast Athene, het voornaamste rijk van Griekenland, doorloopen door de bergketenen Taygetus en Parnon, had tot hoofdstad de stad S. (of Lacedemon), op den westoever van den Eurotas, die, toen zij op den hoogsten trap van haren bloei stond, 60,000 inw. telde: de geringe overblijfselen van het oude S„ Palamchori genaamd, liggen op ongeveer 2 uren gaans afstands beoosten het tegenwoordige Misitra.
Men stelt de stichting van S. op omstreeks 1880 jaren v. Chr.; als stichter wordt Sparton genoemd, broeder of zoon van Phoroneus. Na Sparton worden als koningen van S. onder andere vermeld : Lelex, Eurotas, Lacedemon, die omslr. 1577 v. Chr. de stad S. vergrootte, of in de nabijheid eene nieuwe stad bouwde, waaraan hij zijnen naam gaf (want Homerus onderscheidt Sparta en Lacedtemon). Van de 15e tot de 12e eeuw waren S. en Laconiê in handen der Hellenen (Acheërs). In dat tijdsbestek regeerden Tyndareus, Castor en Pollux, de pelopidische Menelas, schoonzoon van Tyndareus, Orestes en zijn zoon Tisamenus. Deze laatste werd meebegrepen in den ondergang der Pelopieden, tijdens den terugkeer der Heraclieden gezamenlijk met de Doriërs in den Peloponnesus (1190 1186). Arislodemus, een der heraclidische aanvoerders, ontving Laconiê als zijn aandeel; doch deze vorst in dien krijgstocht gestorven zijnde, werd hij opgevolgd door zijne twee zonen Eurysthenes en Procles, die zoodoende de stamheeren werden van twee koninklijke familiën, welke na dien tijd beurt om beurt op den troon zaten (Proclieden en Eurysthenieden). Dadelijk na de verovering ontnamen de overwinnaars (Heraclieden en Doriërs) aan de van acheeschen oorsprong zijnde laconische bevolking de gelijkheid van rechten, en legden aan die bevolking eene schatting op, zoomede de krijgsdienslpliehligheid. Al degenen, die zich daartegen wilden verzetten (zooals de inwoners van Helos, de Heloten) werden tot den staat van slavernij vernederd. Vandaar drie klassen: 1) de Spartiaten of Spartanen veroveraars; 2) de schatplichtige Laconiers; 2) de Heloten. In het begin der 9e eeuw (898—870 v. Chr.) ontving S. eene vermaarde wetgeving van Lycnrgus, bestemd om van de Spartanen een gehard en krijgshaftig volk te maken (zie LVCUP.GUS). Onder deze nieuwe wet behield S. zijne twee koningen of achageten; maar hunne macht werd beperkt door vijf ephoren en een senaat van 28 leden. Eigenlijk was S. dan ook eer eene militaire republiek, dan wel eene monarchie. Van 744 tot 724, en daarna van 682 tot 668, hield S. eenen verschrikkelijken worstelstrijd vol tegen Messeniê, waarvan het einde werd, dat laatstgenoemde mogendheid (zie MEssEtitë) geheel ten onder gebracht, en de Messeniêrs tot slaven gemaakt werden. De Messenische oorlogen werden gevolgd door het onderwerpen van de teagatische Arcadiërs (566—546) en door de verovering van Thyreum en Cynuria, welke beide steden aan de Argiven ontweldigd werden (544 v. Chr.). Het oveverige van den Peloponnesus, versnipperd in eene menigte meerendeels onbeduidende rijkjes, kwam (met uitzondering van Argos en eenige steden) van lieverlede onder den invloed van S., dat zijne toekomstige onderdanen voorloopig bondgenooten noemde, en dat zelf aan het hoofd stond van dien Peloponneezischen bond. Athene, destijds machtig door zijne oorlogsvloot, zijn rijkdom, zijne talrijke bondgenooten of onderdanen, betwistte aan S. dien voorrang. Gedurende de Medische oorlogen (480— 459) speelt S. de minder schitterende rol. Wanneer men den slag der Thermopylen en de overwinningen bij JPlatea en Myeale niet mederekent, bij welke gelegenheden de Spartaansche helden Leonidas, Pausanias en Leolychides uitblonken, had Athene verreweg het roemrijksle aandeel in de groote overwinningen, die op de Perzen bevochten werden; en dit deed den naijver der twee republieken nog grooter worden. In het laatst der 5e eeuw v. Chr. brak de Peloponneezische oorlog uit, die 27 jaren duurde (451—404). Athene werd overwonnen bij ,'EgosPotamos; de stad werd ingenomen door Lysander; de haven werd vernield en de fortificatiën werden geslecht. Daarentegen werd de macht van S. uitgebreid en bevestigd; het ging zelfs oorlog voeren in Azië (zie CLEAUCHUS, AGESILAS), en begunstigde den krijgstocht van den jongen Cyrus (401). Thehe, Argos, Corinlhe, de Thessaliërs, Athene eindelijk, opgestookt door Perzié, vormden toen eenen bond tegen S.; maar S. teekende met den grooten koning bet verdrag van Antalcidas (587 v. Chr.), waarbij de Grieken in Azië overgeleverd werden aan Perzié, terwijl de Grieken in Europa onderworpen werden aan S. De republiek S. strekte toen hare heerschappij uit overeen gedeelte van Hellas, van Thessalië en over de onderhoorige steden van ülynthus. Maar het duurde niet lang of Tbebe onttrok zich aan S.'s gezag, en in den oorlog, die daaruit voortvloeide, kwam Epaminondas, in 371 bij Leuctra overwinnaar, den Peloponnesus overweldigen; hij herstelde Messeniê als onafhankelijk rijk, en gaf aan den Arcadischen bond een middelpunt door het stichten van Megalopolis (369). Van dezen dubbelen slag mocht S. zich nimmer herstellen; het bleef echter in't bezit van zijne onafhankelijkheid door den dood van Epaminnndas bij Manlinea (363). Een oogenblik (225— 223) weder opgebeurd door Cleomenes, die de Lycurgische wellen hersteld bad, stond S. op het punt om weer de voornaamste stad van den Acheeschen bond te worden en weder dezelfde rol van vroeger te spelen. Maar Anligonus Doson, de zijde der Acheêrs gekozen hebbende, vernietigde die hoop door de overwinning, die hij bij Sellasia behaalde op Cleomenes (222). Sparta daalde weder, en na eene laatste inspanning van al zijne krachten onder den tiran Nabis, kwam S. (146 v. Chr.) onder het romeinsche juk. Onder de romeinsche keizers genoot S. eene volmaakte rust. Na de deeling des rijks onder de zonen van Theodosius, werd S. de hoofdplaats van een despotaat, waaraan geheel Morea onderhoorig was. Mahomed II maakte zich in 1460 na Cbr. van S. meester, en verdreef den despoot Demelrius, die een afstammeling was uit het geslacht derComnenen. Sigismond Malatesta, vorst van Rimini,bondgenoot van Demelrius, belegerde de stad 3 jaren later, en toen hij zag dat hij die niet kon veroveren stak hij er den brand in. Zoo ging S. ten onder, 33 eeuwen na zijne stichting. De Turken maakten van Misitra, op de puinhoopen van S. gesticht, de hoofdplaats van een livah. Na de onafhankelijkverklaring van Griekenland heeft men den naam van S. doen herleven, en die in de plaats gesteld van Misitra; deze stad is de hoofdplaals geworden van een afzonderlijk gouvernement van Morea. Van de vele beroemde personen te S. geboren noemen wij slechts: Lycurgus, Leonidas, Pausanias, Lysander, Agesilas, Cleombrolus, Cleomenes, enz., en geven op de volgende bladzijde de naamlijst der
Koningen van Sparta.
(N.B. De jaartelling voor deze koningen is zeer onzeker.)
1) Vóór de Heraclieden.
Sparton omstr. 1880
Lelex omstr. 1742
Myles, of Meles omstr. 1680
Eurotas omstr. 1631
Lacedemon omstr. 1577
Amyclas omstr. 1480
Argalus
Cynortas omst. 1415
CEbalus
Hippocoon
Tyndareus omstr. 1328
Menelas (schoonzoon van Tyndareus) omstr. 1280
Orestes (reeds koning van Argos) omstr. 1240
Tisamenus 1220 of 1192
2) Dynastie der Heraclieden
Aristodemus, vader van Procles en Eurysthenes 1190
Proclieden of Eurypontieden.
Procles 1186
Sous / Eurypon / Prytanis 1142—986
Eunomus 986
Polydectes 907
Charilaus (minderj.) (Regentschap v. Lycurgus, oom van Charilaus) 898-879
Nicander 809
Theopompus 770
Zeuxidamus 723
Anaxidamus 690
(Eenige tijdrekenkundigen plaatsen hier eenen Archidamus 651-605)
Agasicles 645
Ariston 597
Demaratus 520
Leotychides 492
Archidamus I (of II) 469
Agis I 427
Agésilas 400
Archidamus II (of III) 361
Agis II 338
Eudamidas I 330
Archidamus lII (of lV) 296
Eudamidas II 261
Agis III 244
Enrydnmas 239
Euclidas of Epiclidas, eurysthenidische prins, broeder van Cleombrolus III, 234
Eurysthenieden of Agieden.
Eurysthenes
Agis / Echeslratus / Labotas ) 1186
Doryssns 986
Agésilas 957
Archelaus 909
Teleclus 853
Alcamenes 813
Polydorus 776
Eurycrates I 724
Anaxander 687
Eurycrates II 652
Leon 645
Anaxandrides 597
Cleomenes I 519
Leonidas I 491
Plistarchus (regentschap van Cleombrotus I en Pausauias) 480
Plistoanax 466
Pausauias 409
Agesipolis I 397
Cleombrotus II 380
Agesipolis II 371
Cleomenes II 370
Areus of Aretas I 309
Acrotatus 265
Areus of Aretas II 264
Leonidas II 257
Cleombrotus III, usurpator. 243
Leonidas II, hersteld 239
Cleomenes III 238
Agesipolis III 219
Lycurgus, tiran, uit het geslacht der Proclieden 219
Machanidas, tiran 210
Nabis, tiran 205—192