lat. Sicilia, het oude Sicania, ook Trinacria genoemd (d. i. met de Drie kapen; zie hieronder), het grootste der eilanden in de Middellandsche Zee, aan de punt van Italië, waarvan het door de Straat van Messina gescheiden is.
Het eiland S. is circa 498 .vierk. mijlen groot, bevolkt met 2,232,000 zielen, en heeft tot hoofdstad Palermo. Eertijds was S. in drie deelen gesplitst, nl. Val di Demona, Val di Mazzara, Val di Nolo; van 1815 tot 1860 was S. ingedeeld in 7 intendantschappen, die bij de vestiging van het koninkrijk Italië herschapen zijn in even zoo vele italiaansche provinciën, nl. Palermo, Messina, Catania, Syracuse, Calatanisetla, Girgenti, Trapani, alle zeven genoemd naarde steden, die ze tot hoofdplaats hebben. Opmerkelijk is de driekante gedaante van dit eiland, vormende die drie punten de drie kapen Passaro, Faro en Boco, die bij de ouden de namen droegen van Pachynum, Pelorum en Lilybaeum. in de onbekende oudheid schijnt S. tot het vasteland van Italië behoord te ' hebben. De eerste bekende bewoners van S. waren de Pelasgen, genaamd Siculen en Sicanen; de mythologie maakt van S. de woonplaats der Cyclopen en der Leslrygonen. Te rekenen van de He, maar inzonderheid sedert de 8e eeuw v. Chr., werden talrijke grieksche koloniën, zoo dorische als ionische, op S. gevestigd (o. a. Syracuse, Agrigentum, Selinus, Catania); de inheemsche bevolking werd daardoor teruggedrongen naar de bergstreken in bet binnenland des eilands. De grieksche steden ontwikkelden zich spoedig tot eenen hoogen trap van bloei, doch ze waren ter prooi aan velerlei inwendige onlusten, en hadden nu eens tirannen, dan weder eenen republikeinschen regeeringsvorm. De vermaardste tirannen van S. zijn geweest Phalaris en Theron in Agrigentum; Gelon, Hiêro, en Dionysius vader en zoon in Syracuse. In 415 v. Chr. ondernam Athene de verovering van S., doch werd slechts met schande overladen (413) voor Syracuse. Vervolgens overweldigden de Carthagers het eiland. Dionysius de Dwingeland, Agathocles, en later Pyrrhus, hielden slechts eenen korten tijd de veroveringen der Carthagers tegen, die reeds meester van het westgedeelte van S. waren, en ook het overige gedeelte onder hun gezag stonden te brengen, toen de Romeinen hun den buit kwamen betwisten (266 v. Chr.). Door den ten PunUehen oorlog kwam Rome in het bezit van geheel het Carthaagsche gedeelte van S. (242 v. Chr.); door den 2en Punischen oorlog kwam geheel S. onder het gezag van Rome (202). Door de strooptochten van Verres werd S. geteisterd van 73 tot 71 v. Chr.; en van 44 lol- 56 was S. de zetel der macht van Sextus Pompejus. Na vijf eeuwen van vrede werd het eiland overweldigd door de Vandalen (440 na Chr.), en door de Gothen (493). Belisarius heroverde het in 535, en koos het tot uitgangspunt voor zijne operatiën tegen Italië. De Aglabieten kwamen in 827 op S., en ontweldigden het grootste gedeelte er van aan de Grieken. Op de Aglabieten volgden de Falimieten. Maar van 1058 tot 1090 werden èn Arabieren én Grieken van S. verdreven door Roger deu Noorman, die den titel aannam van groot-graaf van S. In de volgende eeuw (1130) werd het eiland een bestanddeel van het normandische koninkrijk der Beide-Siciliën (zie het volgende art.); doch het werd herhaalde malen daarvan afgescheiden, en vormde dan een afzonderlek rijk onder den naam van koninkrijk S.