Deze vergadering, ingesteld door Romulus, deelde hel hoogste gezag met de koningen, later met de consuls en met het volk. De S. beraadslaagde over vrede en oorlog, maakte de wetten, schreef de belastingen uit, verdeelde de provinciën, was het hoogste gerechtshof, en had lang uitsluitend de beschikking over alle liooge ambten.Doorde instelling derlribuuen (493 v.Chr.), de benoembaarheid van plebejers tot het consulaat en tot alle hooge ambten (410—254 v.
Cbr.) was de macht van den S. reeds aanmerkelijk verminderd; toen Cajus Gracchus ook de rechtsmacht aan den S. onttrok, om die over te brengen op de ridderschap (123 v. Chr.). Onder de keizers zag de S. zijne macht hoe langer hoe minder worden, verloor zijne onafhankelijkheid geheel, en onderscheidde zich door niets anders, dan door zijne slaafsche zucht om den wil te doen van de wreedaardigste dwingelanden. Sedert de deeling des rijks, waren er twee Senaten, een te Constanlinopel en een te Rome. Na de verovering van Italië door de Barbaren, werd de S. van Rome in stand gehouden door Odoacre en door Theodorik; hij verdwijnt na het jaar 552, toen de meeste leden van den S. vermoord waren door de soldaten ven den golhischeu koningTejas, terwijl ze terugkeerden naar Rome, dat Narses heroverd had op de Barbaren.De senatoren waren aanvankelijk ten getale van 100; men noemde hen Patres (Vaders). Tullus Hostilius bracht het getal op 200; Tarqninius Priscus voegde er nog 100 bij. Na de afschaffing van bet koningschap, voegde Brutus er nog nieuwe bij, die genoemd werden Conscripti (toegevoegden); vandaar voor den nieuwen senaat de naam van Patres et Conscripti, die later veranderde in Patres Conscripti. Onder de republiek groeide het getal senatoren langzamerhand aan tol 600, en sedert dien tijd bleef bet ongeveer op die hoogte.
De eerste senatoren werden gekozen door de citriën en den koning; boe de drie daarop volgende toevoegingen eigenlijk plaats hadden weet men niet recht. De consuls, zegt men, deden de keuzen. De hooge ambten, waaronder ook bel tribunaat en het curulisch edilesebap gerekend werden, gaven recht op zitting in den S. Toen het censorschap ingesteld was, behoorde aan de censoren de bevoegdheid, de senatoren toe te laten of in te schrijven. De censoren hadden ook de bevoegdheid om leden van den S. van hunne lijst te schrappen, d. i. van het senatorschap vervallen te verklaren, wegens wangedragingen of strafwaardige handelingen. De senator, die aan het hoofd der lijst stond, voerde den titel van Princeps Senatus (prins van den S.).
De senatoren droegeu ile toga met een breed purperen lint,bezaaid met gouden stiften (latus clavus) en eene voetbekleeding, die gesloten werd met eene zilveren of gouden halve maan ; zij hadden eene bijzondere plaats in de schouwburgen. Het vermogen van een senator moest op zijn minst 800,000 sestertiën (ruim 80,000 nederl. guldens) bedragen in den laatsten lijd der republiek, en 1,200,000 sestertiën (ruim 120,000 gulden nederl.) onderbet keizerrijk. De S. werd bijeengeroepen door het hoofd van den staal of zijn plaatsbekleeder (consul, dictator, meester der ruiterij, decemvir. enz.) of door een volkstribuun. De gewone vergaderingen waren drie in de maand (op de calendae, nonae en idas). De stemmen werden uitgebracht door met luider slemme te spreken, of door zich aan de zijde te plaatsen van dengeue, met wiens stem men zich vereenigde (vandaar de uitdrukking ire pedibus in sententiam alieujm). De besluiten van den S. heetten SenalusrConsullum.
In de 12e eeuw weder den repnblikeinschen regeeringsvorm aangenomen hebbende, had Rome gedurende een kort tijdsbestek een S. (1140), die echter reeds spoedig door een éénhoofdig bewind werd vervangen : deze opperste magistraat voerde den titel van senator, welke titel nu eens aan vreemde vorsten, dan eens aan den paus verleend werd. '