Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Semitische talen

betekenis & definitie

voorheen Oostersche talen genaamd, een taalstam, die van den indo-germaanschen wezenlijk verschilt, en oorspronkelijk te huis behoorde in Arabië en Voor-Azië, van den Tigris tot de Middellandsche Zee, onder de volken, die, als afstammende van Sem.de Semitische volken genoemd worden, welke taalstam echter reeds in de oudheid door de Pheniciërs, en meer nog in de middeleeuwen door de Arabieren en den Islam verder verbreid is. Die taalstam splitst zich hoofdzakelijk in drie takken:

1) het Arameesch (in Syrië, Babylonië en Mesopotamië), het West-Arameesch of Syrisch, en het Oost-Arameesch of Cbaldeesch;
2) het Canaanitisch in Palestina en Phenicië, het Phenicisch en het Hebreenwsch, met inbegrip van het Rabbijnsch of Nieuw-Hebreeuwsch ;
3) het Arabisch, dat zich laat splitsen in 't eigenlijke Arabisch en het Himjaritisch; het eerste werd door Mahomcd en den Koran verbreid over alle mahomedaansche landen; van het Himjaritisch kwam reeds zeer vroeg het Ethiopisch of Geetz, benevens een aantal dialecten, die in Abyssinië gesproken werden (zoo inzonderheid het Amharisch).

< >