(Gilles de Laval, maarschalk van); zie LAVAL.
(Albert de Gondi, maarschalk van), geh. 1522 te Florence uit italiaansche ouders, gest. 1602, kwam met Calharina de Medicis naar Frankrijk, klom onder hare bescherming spoedig op in rang, stond in gunst hij Karel IX, Hendrik lil en Hendrik IV, en was schatrijk toen hij stierf. Men wil, dat hij en Tavannes den gruwelijken Bartholomeüsnncht hadden aangeraden, en dat hij (R.) Lotnénie in de gevangenis had laten nmbrengen, om zich meester te kunnen maken van diens rijkdom. In 1573 ontving hij den maarschalksstaf, zonder blijk te hebben gegeven van krijgsmansdeugd. In 1565 was hij gehuwd met Calharina var. Clermont, weduwe van Jean d'Annebant, die hem de (destijds baronnie) R. mede ten huwelijk bracht.
(Pierre de Gondi, kardinaal van), vermaard bisschop van Parijs, broeder van den vorige, geb. te Lyon 1533, gest. 1616. Reschermd door Calharina de Medicis, werd hij eerst bisschop van Langres (1565), vervolgens bisschop van Parijs (1570), werd kanselier en groot-aalmoezenier van Elizabeth van Oostenrijk (de gemalin van Karel IX), beheerder der inkomsten van die koningin (na 1574), en volbracht verscheidene zendingen te Rome onder Hendrik III en Hendrik IV. In 1587 werd hij tot kardinaal verheven. Zijne opvolgers op den bisschoppelijken zetel te Parijs waren; Ilenri de Gondi (zijn neef) en later de vermaarde kardinaal van Retz (zijn achterneef).
(J. F. Paul de Gondi, kardinaal van), vermaard partijhoofd, achterneef van den vorige, geb. te Montmirail 1614, zoon van Filips Emmanue! de Gondi (ceneraal der galeien onder bodewijk XIII), werd reeds in zijne vroegste jeugd bestemd voor den geestelijken stand, doch trachtte door hel leiden van een allerliederlijkst leven zijne familie terug te brengen van dat voornemen, dat volstrekt niet met zijne neigingen overeenstemde; eindelijk echter zag hij zich genoodzaakt theologie te gaan stndeeren, en weldra onderscheidde hij zich als begaafd kanselredenaar; in 1643 werd hij benoemd tot coadjutor van den aartsbisschop van Parijs (zijn oom Henri de Gondi), en werd eindelijk zelf aartsbisschop. Aanvankelijk vervulde hij de aan zijn ambt verbondene plichten met veel ijver, en maakte zich zeer populair: dit gaf eenige bezorgdheid aan Mazarin, en het duurde niet lang of die twee mannen waren gezworene vijanden. De coadjutor bewerkte, uit haat tegen den minister, de uitbarsting van de woelingen der Fronde (1649); lang bestuurde hij den volksgpest te Parijs, waar zijne welsprekendheid en bovenal zijne onbekrompene milddadigheid hem eenen machtigen invloed had verschaft, en het gelukte hem zelfs, Mazarin te doen verwijderen; hij wees evenwel de gevaarlijke aanbiedingen van Spanje van de hand, en was een der eersten, die weder toenadering lieten blijken tot de regentes Anna van Oostenrijk; ter belooning daarvoor ontving hij den kardinaalshoed. Toen echter de rust hersteld was (1652) werd R. in hechtenis genomen, zonder dat het volk voor hem in de bres sprong; hij werd opgesloten te Vincennes, vervolgens overgebracht naar Nantes, doch hij wist middel te vinden om te ontsnappen, en nam de wijk eerst naar Spanje, toen naar Route, en van daar naar lirus«el. Niet dan nadat hij afstand van zijn aartsbisdom gedaan had, bekwam hij vergunning om naar Frankrijk terug te keeren ; als schadeloosstelling gaf men hem de abdij van Sl.-Denis (1664). Hij zeide toen voor goed vaarwel aan de staatkunde, leidde een geregeld leven, betaalde zijne schulden (die ruim een millioen nederl. guldens bedroegen, en hield zijn verblijf nu eens te St.-Mihiel, dan eens te Commercy, waar hij zijne gedenkschriften te boek stelde, dan eens te St.-Denis, waar hij 1679 stierf. De Mémoires van R., even belangrijk wat inhoiid als wat stijl betreft, werden voor het eerst gedrukt 1717, later ook in de »Mémoires sur l'histoire de France”, en 1844 opnieuw afzonderlijk (2 ditjes).