Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Reineecius

betekenis & definitie

1) duitsch Rcineck, geb. 1541 in de nabijheid van Paderborn, gest. 1595, professor der geschiedenis te Frankfort, later te Helmstedt, gaf in 't licht de oude kronijken van den monnik Wilikind, van Dithmar, van Albrecht van Aix, enz., en leverde onder den titel van Historia Julia, eene geleerde Geschiedenis der Chaldeërs en der Assyriêrs.

2) (Christian), Saksisch godgeleerde, geb. 1668 te Grossmühlingen bij Zerbst, gest. 1752 als rector van ’t gymnasium te Weissenfels, heeft zich verdienstelijk gemaakt door ’t bezorgen van verscheidene editiên van den Bijbel, alsook door zijne bekende Janua Hebraiete lingute (Leipzig 1733; 8e druk 1788).

< >