lat. Paderburnum, stad in Rijnpruisen, 9 mijlen bezuiden Minden, aan de Pader, die in de stad zelve vijf bronnen beeft, welke des winters kokend heel en des zomers koud zijn; 12,500 inw.; in de nabijheid de bergengte van Teutberg, waar Varus zijn einde vond.
De stad P. bestond reeds vóór den tijd van Karel den Groote, die er herhaalde malen zijne residentie hield, en er verscheidene rijksdagen hield, o. a. dien van 777; er werden vele Saksen gedoopt. Indertijd was P. eene Hanzestad; het heeft de privilegiën genoten van vrije rijksstad, en had vroeger eene nniversiteit, die 1819 opgeheven is. Lang is P. de hoofdstad geweest van het bisdom P. (Zie het volgende art.).