een der Titanieden, zoon van Japetus en van Clymene (of van de Aarde), was de vader van Deucalion. Volgens sommigen maakte P. eene menschclijke gedaante van klei en water, en bezielde die met het door hem opgevangene vuur des hemels; volgens eene andere lezing had Jupiter aan de menschen het gebruik van het vuur ontnomen, en P. wist het hemelsche vuur van de zon op te vangen en gaf dit aan de menschen terug.
Jupiter zag met leedwezen, dat de menschen in knapheid begonnen te wedijveren met de góden; om dit te beletten, schiep hij Pandora, en zond haar met eene doos vol ongelukken tot P.; doch deze rook lont, en bedankte voor het geschenk. Zijn broeder Epimetheus was minder voorzichtig; en nauwlijks had deze de doos geopend, of al de ongelukken vlogen er uit en verspreidden zich over de aarde. Vervolgens werd P. voor zijne vermetelheid (zijn hemelvuur-rooven) gestraft, duordien Jupiter hem aan den Caucasus liet vastklinken, en een adelaar of gier zond, die hem eiken dag de lever uit het lichaam kwam pikken, terwijl die lever des nachts weder aangroeide: deze vreeselijke straf duurde voort tot dat P. door Hercules verlost werd. Jaarlijks werd ter eere van P. een feest te Athene gevierd (genaamd Prometheia), nL een wedren met fakkels.