bergland tusschen de Caspische en Zwarte Zeeën, op de grens van Europa en Azië, strekt zich van het O.Z. O. naar het W.
N. W. uit, van het schiereiland Apsjeron aan de Caspische Zee tot het schiereiland Taman aan de Zwarte Zee, over eene oppervlakte van 150 mijlen lengte en 20 a 50 mijlen breedte, met inbegrip der voorbergen. De voornaamste keten, of eigentlijkeC., loopt van het schiereiland Apsjeron tot de vesting Anapa over eene lengte van circa 44 mijlen; en van deze hoofdketen loopen links en regts eene menigte dwarsketenen uit, nl. : ten N. de Elvend en Elbroez (Ceraunii montes); ten N. W. de bergen langs de Zwarte Zee (Caraxici montes). De hooge bergen van deKrimzijn almede tebeschouwen als uitloopers van de caucasische bergengroep, In den C. ontspringen verscheidene rivieren, van welke de voornaamste zijn : in het N. W. de Koeban, in het N. O. de Terek, in het Z. W. de Rioni (Phasis), in het Z. O. de Alazan. De verschillende ketenen der caucasische gebergten vormen verscheidene bergpassen, van welke enkele vermaard zijn geworden, t. w. : de Caucasische pas (tegenw. pas van Dariël) op den weg van Mozdok naar Tiflis; de Albanische (of Sarmatische) pas, langs de kust van Daghestan in het district Kagmanscharië ; de Caspische pas, bij Teheran; de Iberische pas, tegenw. Schaoerapé. De C. was reeds bekend in de hooge oudheid, en speelt eene gewigtige rol in de mythologie der Grieken; op een der bergen van den C. plaatsten zij o. a. de strafoefening van Prometheus. De talrijke volkstammen,die de gebergten van den C. bewonen, zijn vroeger bijna altijd onafhankelijk geweest. In de oudheid was Mithridates de eenige, die hen eenigen tijd aan zijn gezag onderworpen hield. In later dagen was het gezag der Turken over de bergvolkeren van den C. een gezag bloot in naam; en de Russen zijn, om hen te bedwingen, genoodzaakt geweest eene linie aan te leggen vau sterkten op al de bergen van den C. (de Caucasische linie, zie het artikel Caucasië), en toch komen nog aanhoudend verscheidene dier bergbewoners tegen Ruslands gezag in opstand, en leven om zoo te zeggen met de Russen in onafgebroken oorlog. De bevolking van den C. wordt geschat op anderhalf millioen zielen, die in eene schier ontelbare menigte stammen gesplitst zijn; men kan ze evenwel indeelen in 8 hoofdgroepen, t. w.:1) de georgische met de Georgiërs, Swaneten, Mingreliêrs en Lazen;
2) de tsjerkessische of Adighe;
3) de Abchasen;
4) de Ubychen;
5) de Osseten (van indo-germaanschen stam) ;6) de lesghische; en
7) de tsjetsjenische;
waarbij eindelijk nog te voegen zijn
8) een aantal turksch-tartaarsche volkeren (Nogajen, Turkomannen, Koemukken, enz.).
De meeste van al die volkeren zijn Mahomedanen, en door dem tegenstand, dien zij (gelijk boven gezegd) reeds sedert langer dan eene halve eenw hebben geboden aan de Russen, hebben de caucasische volkeren de oogen van geheel de wereld op zich gevestigd. Inzonderheid was dat het geval, loen Schamyl 1839 optrad eerst aan het hoofd der Tsjetsjenzen, sedert 1846 ook der Tsjerkessen. (Men leze: Bodenstedt, Die Völker des Kauhasus, 3e druk Frankfort 1854).