de Oude, voluit Cajus Plinius Secundus, een der geleerdste Romeinen, geb. 23 na Chr. te Como (of te Verona), was eerst in krijgsdienst, vervolgens stadhouder van Spanje, daarna prefect der vloot van Misenum, en genoot het vertrouwen en de vriendschap van Vespasianus en van Titus. Bjj de uitbarsting van den Vesuvius (79 na Chr.) spoedde hij zich derwaarts, om op dit natuurverschijnsel zijne waarnemingen te doen; doch hij waagde zich te dicht in de nabijheid van den krater, en werd dus het slachtoffer van zijne zucht naar wetenschappelijk onderzoek.
De hislor.,rethor. en grammat, werken van P. zijn verloren geraakt; doch bewaard gebleven is zijne Hisloria naluralis, zijnde een groot encyclopedisch werk in 37 boeken, waarvan o. a. eene uitmuntende editie is geleverd door Sillig (7 dln. Hamburg en Gotha 1851—57)-, Indices, 2 dln. 1858.P., de Jonge, voluit Cajus Csecilius Plinius Secundus, neef en aangenomen zoon van den vorige, geb. 62 na Chr. te Como, werd in het jaar 100 door Trajanus tot consul benoemd, twee jaren later (102) aangesteld als proconsul van Bithynië en Pontus, en stierf in 115. Eene door P. geschrevene »Geschiedenis van zijnen tijd” en eene menigte door hem uitgesprokene pleitredenen zijn verloren geraakt; maar zijn Panegyricus Trajani (uitgesproken in ’t jaar 100) en zijne Epislolce zijn tot ons gekomen. De beste editiëu van P.’s brieven zjjn die van Döring (2 dln. Freiburg 1843) en Keil (Leipzig 1853). Complete editiën van P. (Panegyricus en Epistolte bijeen) zagen het licht te Tweebruggen 1789, te Leipzig 1806 (van Gierig, 2 dln.), te Parijs 1838 (van Gros, 2 dln.).