5e gouverneur-generaal van Nederlandsch Indië, waarschijnlijk geb. te Amsterdam, vertrok 1616 als onderkoopman naar Batavia, werd 2 jaren later door gouv.-genl. Koen als directeur-generaal van den handel aangesteld op Amboina, waar hij reeds kort daarna de zamenzwering ontdekte, door de Engelschen gesmeed om zich van Amboina meester te maken : al de schuldigen werden met den dood gestraft; doch zoowel in Europa als in Indië had deze zaak een langen nasleep van ernstige gevolgen.
Toen gouverneur-genl. Koen 1623 naar het vaderland vertrok, stelde hij C. als zijn opvolger aan; en C. bekleedde het gouv.-generaalschap 4 jaren en 8 maanden met lof, tot op den terugkeer (Sept. 1627) van Koen. In 1628 in Holland teruggekeerd, werd C. met geschenken overladen, en in het volgende jaar naar Engeland gezonden om de geschillen betreffende het verraad der Engelschen op Amboina zoo mogelijk te vereffenen. Hij stierf 5 Sept. 1659.