Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Philemon

betekenis & definitie

1) echtgenoot van Baucis. Zie BAIICIS.

2) grieksch dichter uit Soli in Cilicië, geb. omstr. 320 v. Chr„ was met Menander de schepper van het nieuwe attische blijspel, en stierf op 97-j. leeftijd, terwijl hij smakelijk zat te lachen. De fragmenten van P.’s werken verzamelde Meineke in dl. 1 en 2 der »Fragmenta comicorum Græcorum” (Berlijn 1839).
3) een der eerste verbreiders van het Christendom. Paulus schreef hem een zendbrief, die in het N. T. opgenomen is.
4) grieksch taalgeleerde uit de 5e eeuw na Chr„ schreef een Lexicon technologicum, in 't licht gegeven door Friedr. Osann (Berlijn 1821).

< >