geb. in nederige omstandigheden te Ravenna omstr. 988, moest in zijne kinderjaren varkens hoeden. Doch een zijner broeders was aartsdiaken te Ravenna; deze trok zich het lot van den jongen Petrus aan, liet hem studeren, en strekte hem tot vader.
Zoodra D. zijne studiën volbragt had, ging hij in het klooster Fonte-Avellana in Umbrië, en werd 1041 abt van dat klooster. Hij bewees groote diensten aan de pausen Gregorius VI, Clemens II, Leo IX, Victor II en Stephanus IX ; deze laatste benoemde hem tot kardinaal-bisschop van Ostia. Doch 1062 legde D. uit eigen beweging die waardigheid neder, en keerde naar zijn klooster terug als eenvoudig monnik; dikwijls echter verliet hij de afzondering om gewigtige missiën te volbrengen; hij stierf te Florence 1072. De ondeugden en gebreken der ital. geestelijkheid zijn door D. geschetst in zijn werk Liber Gomarrhianus.