Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Oleg

betekenis & definitie

1) tweede grootvorst van Moscovië (van 879 tot 913), veroverde in 882 Smolensk en Ljoehitsj, maakte (885) de Severiërs, Radimitsjen, Drewliërs, enz. schatplichtig, kwam met 2000 gewapende schuiten naar Constantinopel, en noodzaakte keizer Leo VI lot het teekeuen van een tractaat van koophandel, dat geheel in het voordeel was van Rusland (911). Door dezen tocht werden de Russen bekend met de schoone kunsten en met het Christendom.

Men noemt 0. menigmaal als voogd van Igor I, den zoon van Rnrik.2) zoon van Swjatoslaw I, bekwam bij den dood zijns vaders (973) tot zijn aandeel het land der Drewliërs; maar hij werd aangevallen door zijnen broeder Jaropolk I, die op hem de overwinning van Owroetsj bevocht, waarbij O. snenveide (977).
3) zoon van Swjatoslaw (vorst van Wladimir) en kleinzoon van Jaroslaw I, werd op jeugdigen leeftijd van zijne erflanden beroofd door zijne ooms, die hem gevangen zelteden. Hij vond echter middel om te ontsnappen, verhief zich tot vorst van Tmoetarakan; en met de Polowtsen vereenigd, versloeg hij in 1078 Swjatoslaw II, bemachtigde onder Swjatopolk II de steden Tsjernigow, Rjazan, Moerom, enz., sloeg 1096 (doch tevergeefs) het beleg op voor Kiew, en stierf H24, na in groote mate doel gehad te hebben aan de binnenlandsche oorlogen van Rusland. Zijne zonen, Wsewolod en Igor, heiden bijgenaamd Olgowitsj, d. i. zoon van Oleg, zetteden het oorlogen voort, en vormden eene machtige partij, met welker steun zij eindelijk het hoogste gezag in handen kregen (1139 —1146).

< >