Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Oldenburg

betekenis & definitie

1) O., of Stargard, stad met 2700 inw. in Holstein, 12 uren gaans beoosten Kiel; in de 9e cn 10e eeuw machtig, was de hoofdstad der heidcnsche Obrodieten, is thans in verval.

2) stad iu 't groothertogdom O., aan de Hunte, 7 uren gaans bewesten Bremen ; 10,000 inw.; haven. Omstreeks 1155 werd O. gesticht door graaf Christiaan I; het werd 1676 verwoest door een feilen brand, cn 1737 verfraaid en vergroot door koning Ghristiaan VI. Gedurende 7 eeuwen (sedert 1155) was O. de hoofdplaats van een landschap, dat 1815 met eenige vergrooling van grondgebied verheven werd tot Groothertogdom O., bestaande uit het aan de oost-, west- en zuidzijde in 't Hanoversche geénclaveerde en aan de noordzijde door de zee begrensde eigenlijke Oldenburg en de in Rijnpruisen geénclaveerde prinsdommen Lubeck en Birkenfeld, gezamenlijk ruim 144 vierk. mijlen groot, met omstr. 300,000 bewoners. In de oudheid was het eigenlijke O. bewoond door de Chauken, en maakte later deel uit van het hertogdom Saksen. Eerst 1155 werd O. tot heerlijkheid of graafschap verheven, en 1180 trok de graaf van O. (even als die van Delmenhorst) van den val van Hendrik den Leeuw partij om zich onafhankelijk te maken, zoodat sedert dien tijd O. zelfstandig deel uitmaaktc van het Heilige Roomsche Rijk. In 1448 werd de zoon van graaf Diederik, nl. Christiaan, tot koning van Denemarken gekozen, waar hij de stichter werd van de nog tegenwoordig aldaar regeerende dynastie, terwijl Christiaan’s jongere broeder Gerhard sedert als graaf van O. regeerde; toen diens mannelijk oir 1667 uitstierf kwam O. aan Denemarken. Rij een tractaat van ruiling met de in Rusland regeerende linie uit het geslacht O. (zie HOLSTEIN) kwamen de graafschappen O. en Delmenhorst in 1773 aan Rusland's keizer, door wien O. tot een hertogdom verheven en afgestaan werd aan Frederik-August, prins-bisschop van Lubeck, die 1785 stierf. Diens zoon en opvolger, Peter Frederik Wilhelm, door gekrenktheid van geestvermogens onbekwaam geworden om te regeeren, werd 1788 vervangen door zijnen neef Frederik Lodewijk als rijksbestuurder, deze bekwam 1803 het bisdom Lubeck als erfelijk prinsdom, benevens eenig hanoversch en munstersch grondgebied, trad 1808 toe tot den Rijnbond, hetgeen echter niet belette, dat zijn land 1810 bij Frankrijk ingelijfd werd, waarvan het tot 1813 het Departement der Monden van de Weser vormde. In 1813 keerde de hertog van O. in zijn gezag terug, ontving 1815 eenige vergrooting van grondgebied (zie boven) benevens den titel van groothertog, die echter eerst bij zijnen dood (1829) door zijnen zoon en opvolger Paul Frederik August aangenomen werd. Deze, door de europeesche woelingen van 1848 gedrongen, gaf 1 Maart 1849 aan O. eene tamelijk democratische grondwet, welke intusschen 22 Nov. 1852 werd gewijzigd ; hij stierf 27 Febr. 1853, en werd opgevolgd door zijnen zoon Peter.