bevrijder en wetgever der Israëlieten, zoon van Amram en Jochebeth, uit den stam Levi, geb. omslr. 1725 v. Ch. in Egypte, werd door zijne moeder in eene biezen mand te vondeling gelegd op den Nijl, in de hoop hem zoodoende te redden van het moordbevel, uitgevaardigd door den koning van Egypte, dat alle joodsche kinderen van het mannelijk geslacht ter dood gebracht moesten worden.
De plaats, gekozen om hem te vondeling te leggen, was in de oumiddellijke nabijheid van de piek, waar des konings dochter, prinses Thermutis, gewoon was zich te komen baden. Zij nam het kind tot zich, stelde juist de moeder van M. als min aan, en liet den knaap vervolgens in al de wetenschappen der Egyptenaren onderwijzen. Omstreeks 40 jaren oud zijnde, ontdekte M. het geheim zijner geboorte, waarop hij vaarwel zeide aan liet hof, om voortaan onder de Israëlieten te wonen; zoodoende had hij gelegenheid van nabij gade te slaan, hoe groot de verdrukking was, waarin zij leefden ; en op zekeren dag ziende dat ecu hunner mishandeld werd door oenen Egyptenaar, vatte hij de partij van den verdrukte op, en sloeg den Egyptenaar dood. Alsnu beducht voor de straf, die op manslag stond, vluchtte hij naar de woestijn van Midian, en trouwde daar met de dochter van een joodsch priester, genaamd Jethro. In zijne afzondering gewerd hem een bevel van God, om zijne geloofsgenooten te verlossen uit de verdrukking van het egyptische juk, waarop hij zich tot den koning begaf, om van dezen te verkrijgen, dot de Israëlieten uit de dienstbaarheid ontslagen worden en ongehinderd uit Egypte trekken mochten. Aanvankelijk ontving hij op dit aanzoek niet anders don weigeringen; om toen den koning vrees aan te jagen voor de gevolgen zijner weigerachtigheid, bezocht M., als werktuig van God, het egyptische volk met ramp op ramp, bekend onder den naam van de Tien Plagen van Egypte; eerst na de tiende plaag begreep de koning, dat het maar zaak was aan het verlangen van M. toe te geven ; en liet Israëlitische volk begon omslr. 1645 v. Chr. den gedenkwaardigen uittocht uit Egypte, onder aanvoering van M., die hen droogvoets door deRoode Zee bracht op het tijdstip eener ebbe, die inderdaad te beschouwen is als een natuurwonder. Nauwiijks waren de Israëlieten vertrokken, of de koning van Egypte had berouw, zijn land van zoovele nijvere slavenhanden beroofd te hebben, zoodat hij een sterk leger liet oprukken, om de Israëlieten te achterhalen en weder in de slavernij terug te brengen. Doch juist op het oogenblik, waarop deze armee zich in de lage dalstreek bevond, die door de ebbe was drooggelegd, kwam de vloed weder opzetten met zulk eene plotselinge hevigheid, dat de gansche egyptische legermacht door de golven der Roode Zee verzwolgen werd. Zoo had M. het Israëlitische volk uit Egypte verlost; maar nu ving de omzwerving aan door de woestijnstreken, welke omzwerving veertig jaren duurde eer de Israëlieten in het Beloofde Land kwamen, dat M. zelf intusschen niet mocht betreden, omdat hij ééns had gewankeld in zijn vertrouwen op God. Want in die veertig jaren had M. met ongeloofelijke moeilijkheden te worstelen, waaronder niet de geringste waren oproerige bewegingen onder de Israëlieten zelven, enschieraanhoudende oorlogen met de volken, wier landen zij moesten doortrekken. Van de wonderen, door M. in dien tijd verricht, en van zijne samenspraken met den persoon Gods znllen wij hier geen melding maken: zij, die aan dergelijke dingen gelooven, kunnen dat alles nalezen in het O. T. Genoeg zij het hier, dat M. zich ontegenzeggelijk in de geschiedenis der wereld vertoont als een der grootste mannen, die ooit geleefd hebben. Nadat God hem vergund had het Beloofde Land in de verte te zien, waartoe hij zich op den berg Nebo bad begeven, stierf hij op dien berg anno 1605 v. Chr. op 120-j. leeftijd.Hij heet de schrijver te zijn van de Pentateuch (d. i. de Vijf Boeken Mosis), waarmede het 0. T. aanvangt. Het eerste (Genesis) bevat de geschiedenis van de schepping der wereld en van de aartsvaders; het tweede (Exodus) en vierde (Numeri) behelzen het verhaal van den uittocht der Israëlieten uit Egypte en van de omzwervingen door de woestijn; het derde (Leviticus) bestaat hoofdzakelijk uit voorschriften voorde levitische godsdienst; in het vijfde boek (Deuteronomium) wordt de Wet herhaald en toegelicht.